In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025, wordt er geoordeeld over drie beroepen van een veelprocedeerder, aangeduid als [Naam], die verondersteld niet tijdig beslissen door de Raad voor de Rechtspraak aanvecht. De rechtbank stelt vast dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van deze beroepen, omdat de verzoeken van [Naam] geen aanvragen zijn in de zin van de Wet open overheid (Woo). De Raad heeft op verzoeken van [Naam] gereageerd, maar deze verzoeken zijn niet gericht aan een bestuursorgaan, waardoor de bestuursrechter zich onbevoegd verklaart. De rechtbank benadrukt dat de Raad niet verplicht is om besluiten te nemen over de informatieverzoeken van [Naam], aangezien deze verzoeken niet onder de Woo vallen.
De rechtbank wijst erop dat de bestuursrechter wel bevoegd is om een partij te veroordelen in de proceskosten van een andere partij, zelfs als hij zich onbevoegd verklaart. In dit geval wordt [Naam] veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de Raad, die in totaal € 8.272,65 bedragen. De rechtbank concludeert dat [Naam] misbruik van recht maakt door herhaaldelijk informatieverzoeken in te dienen en vervolgens rechtsmiddelen in te stellen, ongeacht de reacties daarop. Dit leidt tot onnodige kosten voor de Raad, wat de rechtbank aanleiding geeft om een integrale proceskostenveroordeling uit te spreken.
De uitspraak is gedaan door rechter A. Dingemanse, in aanwezigheid van griffier R. Stijnen, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.