ECLI:NL:RBROT:2025:4406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
ROT 23/5020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld door UWV in WIA-aanvraag

In deze zaak heeft eiser, een machinist, beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om zijn WIA-aanvraag goed te keuren met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 79,22%. Eiser had eerder een percentage van 76,96% gekregen, maar na bezwaar werd dit percentage verhoogd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 januari 2025, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en het UWV de gelegenheid gegeven om het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw te berekenen. Eiser heeft hierop niet gereageerd, en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag van eiser op juiste wijze heeft beoordeeld en dat de medische rapportages zorgvuldig zijn uitgevoerd. Eiser betoogde dat er meer beperkingen waren dan in de FML waren opgenomen, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser voor 79,22% arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A. van Lange),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Inleiding

1. Met het besluit van 5 september 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser tot verkrijging van een uitkering op grond van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 25 juli 2022 (datum in geding) toegewezen en het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 76,96%.
1.1.
Met het besluit van 8 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 79,22%. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het UWV. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. Daarbij is afgesproken dat het UWV binnen twee weken het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw berekent. Deze afspraken zijn neergelegd in de brief van 17 januari 2025 en aan partijen toegestuurd. Het UWV heeft bij brief van 21 januari 2025 van die gelegenheid gebruik gemaakt. Eiser heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, op die brief niet gereageerd.
1.5.
Bij brief van 19 februari 2025 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken aan te geven of zij behoefte hebben aan een nieuwe zitting. De rechtbank heeft binnen de gestelde termijn van geen van partijen een reactie ontvangen op die brief. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 13 maart 2025 gesloten.
1.6.
Bij e-mail van 14 maart 2025 heeft de gemachtigde van eiser (alsnog) gevraagd een nieuwe zitting te bepalen. Bij brief van 2 april 2024 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser bericht dat hetgeen hij in zijn e-mail heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om het onderzoek te heropenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 27 juli 2020 heeft eiser zich ziekgemeld voor zijn werkzaamheden als machinist VB/wagencontroleur.
2.1.
Op 7 juni 2022 heeft eiser een uitkering aangevraagd op grond van de Wet WIA. In dat verband heeft de primaire arts van het UWV op 16 mei 2023 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, geldig vanaf 5 juli 2022. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft vervolgens in zijn rapport van 21 juli 2022 vastgesteld dat eiser, met inachtneming van zijn mogelijkheden en beperkingen, niet meer geschikt is voor het verrichten van zijn eigen werk, maar wel voor ander werk. De arbeidsdeskundige heeft een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat eiser daarmee kan verdienen ligt 76,96% lager dan het loon dat eiser zou kunnen verdienen met zijn eigen werk (maatmaninkomen). De arbeidsdeskundige heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser daarom vastgesteld op 76,96%. Met het primaire besluit heeft het UWV vastgesteld dat eiser 76,96% arbeidsongeschikt is.
2.2.
In verband met het bezwaar van eiser heeft een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 mei 2023 geconcludeerd dat de FML moet worden aangepast omdat de primaire arts heeft verzuimd een beperking in duwen en trekken in de FML op te nemen. Daaropvolgend heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 7 juni 2023 geconcludeerd dat het arbeidsongeschiktheidspercentage moet worden vastgesteld op 79,22%. Met het bestreden besluit heeft UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage herroepen en vastgesteld op 79,22%.

Het standpunt van eiser

3. Eiser betoogt dat het UWV ten onrechte het arbeidsongeschiktheidspercentage op 79,22% heeft vastgesteld en vecht zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit aan. Eiser heeft meer beperkingen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML heeft opgenomen. Eiser is verder beperkt ten aanzien van persoonlijk functioneren (handelingstempo), sociaal functioneren (schrijven en lezen), dynamische handelingen (frequent reiken en buigen tijdens het werk, tillen, dragen en lopen) en werktijden (uren per week). Wat de beperking in uren per week betreft, heef het UWV onvoldoende rekening gehouden met de vermoeidheid die eiser ervaart. Eiser verwijst daarvoor naar een brief van de KNO-arts van 3 april 2024 waaruit volgt dat hij een slaapstoornis heeft. Daarnaast voert eiser aan dat de arbeidskundige beoordeling onzorgvuldig is geweest. Het UWV heeft ten onrechte het indexcijfer van juni 2022 gebruikt in plaats van juli 2022. Het gehanteerde indexcijfer van juni 2022 is ook nog eens onjuist; dat moet 123,7 zijn in plaats van 123,5. Verder moet de functie van coupeuse vervallen omdat die niet geschikt is. De beperking ter zake traplopen wordt in die functie namelijk overschreden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 23 augustus 2022 terecht heeft vastgesteld op 79,22%. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Daarbij oordeelt de rechtbank naar de medische situatie van eiser zoals die was op de datum in geding, 25 juli 2022.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op de datum in geding voor 79,22% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Zorgvuldigheid
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, een anamnese, een psychisch onderzoek door de primaire arts, het gestelde in bezwaar, de informatie tijdens de hoorzitting op 18 april 2023, een aanvullend medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en alle tot dan toe beschikbare medische informatie, onder meer afkomstig van de behandelend cardioloog en psycholoog.
Medische beperkingen
8. De rechtbank stelt voorop dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiser als zodanig of om de door hem ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van (passende) arbeid. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen.
8.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. In wat eiser heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat meer of verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 mei 2023 gemotiveerd toegelicht waarom van meer of verdergaande beperkingen geen sprake is. Bij psychisch onderzoek zijn er geen aanwijzingen naar boven gekomen voor ernstige onderliggende psychopathologie of aperte beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Uit onderzoek blijken ook geen opvallende afwijkingen in de cognitie en evenmin blijkt dat de continuïteit van het handelen in de zelfverzorging of het samenlevingsverband met anderen in belangrijke mate is geschaad. Verder is geen sprake van een objectieve afwijking van de visus en blijken er vooralsnog geen oogheelkundige, cardiale of neurologische verklaringen te zijn voor het episodisch dubbel- of wazig zien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst verder naar medische informatie van de cardioloog, die schrijft dat sprake is van een normale pompfunctie van het hart zonder klepafwijkingen of insufficiënties en dat een energetische beperking op cardiaal gebied niet kan worden onderschreven. Wat de urenbeperking betreft licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat geen sprake is van een ernstige psychopathologie en er geen duidelijke cardiale verklaring is voor de ervaren moeheid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiser met de vastgestelde urenbeperking zelfs ruimschoots in zijn klachten tegemoet gekomen. De rechtbank acht de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend en heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser. Dit alles betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het UWV mocht uitgaan van de juistheid van de medische rapportages en de daarbij behorende FML.
8.2.
De inhoud van de brief van de KNO-arts van 3 april 2024, waaruit volgt dat eiser een slaapstoornis heeft, maakt voorgaand oordeel niet anders. In zijn rapport van 29 juli 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van het beroepschrift, immers uitgelegd dat de primaire arts bij het vaststellen van de urenbeperking al rekening heeft gehouden met een bepaalde mate van slaapproblematiek. Ook het feit dat de bedrijfsarts in het formulier van 20 april 2022 heeft vermeld dat er energetisch niet heel veel verbetering is en dat eiser uiteindelijk opbouwt tot 3 x 4 uur meelopen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Een oordeel van de bedrijfsarts ziet namelijk op de re-integratiemogelijkheden en heeft dus een ander doel dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. [1]
Arbeidskundige gronden
Indexcijfer juni of juli 2022?
9. Het UWV is naar het oordeel van de rechtbank terecht van het indexcijfer van juni 2022 uitgegaan. Voor het standpunt van eiser dat het UWV het indexcijfer had moeten gebruiken zoals dit bekend was ten tijde van de beoordeling in bezwaar (namelijk dat van juli 2022), ziet de rechtbank in de bewoordingen van artikel 8 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) geen aanknopingspunten. [2]
Juiste indexcijfer voor juni 2022 gebruikt?
10. Het UWV is er naar het oordeel van de rechtbank terecht van uitgegaan dat het indexcijfer van juni 2022 123,5 is. Het CBS houdt twee soorten cijfers bij per indexreeks: de ‘eerst-gepubliceerde cijfers’ en de ‘huidige cijfers’. Uit artikel 8, eerste lid, van het Schattingsbesluit blijkt dat moet worden uitgegaan van de eerst-gepubliceerde cijfers. Het indexcijfer van 123,5, zoals toegepast door het UWV, gaat uit van de eerst-gepubliceerde cijfers. Het indexcijfer dat eiser noemt gaat daarentegen uit van de ‘huidige cijfers’.
Functie coupeuse (SBS-code 272042) passend?
11. De rechtbank is van oordeel dat de functie van coupeuse (SBS-code 272042), anders dan eiser betoogt, passend is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 13 augustus 2024 voldoende gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. In de FML is eiser beperkt op punt 4.18.1., trappenlopen, waarbij de verzekeringsarts heeft opgemerkt dat eiser ten minste in één keer één trap op en af kan lopen, totaal dertig treden. De belasting voor de functie van coupeuse is tijdens drie werkuren tweemaal ongeveer twintig treden achtereen. Dat valt dus binnen de beperking van eiser.
11. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen van 79,22% te zien.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser terecht heeft vastgesteld op 79,22%. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, rechter, in aanwezigheid van G.I. Heijblom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
De rechter is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 4
Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Artikel 5
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Artikel 6
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 8, eerste lid
Bij de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en artikel 1 van de Wet WIA, worden het inkomen, de inkomsten uit arbeid en de verdiensten, bedoeld artikel 7, eerste lid, die bij toepassing van artikel 7a in aanmerking worden genomen, vanaf het begin van het eerste in aanmerking genomen aangiftetijdvak aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals die uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 5, door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 4 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7039 en van 27 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2949.
2.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1738.