ECLI:NL:RBROT:2025:4186
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen loonsanctie opgelegd door UWV
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een loonsanctie opgelegd heeft gekregen door het UWV, afgewezen. Verzoekster heeft in haar verzoek aangevoerd dat de loonsanctie een zware financiële last met zich meebrengt en dat het moeilijk zal zijn om deze kosten terug te vorderen indien later blijkt dat de loonsanctie onrechtmatig was. Ze stelt dat dit leidt tot onomkeerbare gevolgen voor haar organisatie en de re-integratiemogelijkheden van haar werknemer.
De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Volgens vaste rechtspraak is een financieel belang op zichzelf niet voldoende om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren door de loonsanctie. Bovendien is het standpunt van het UWV, dat verzoekster onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, niet evident onrechtmatig.
Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.