Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van een brandweervrijwilliger, die eervol ontslag had gekregen vanwege een ernstig verstoorde arbeidsrelatie. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.J. Gerrits, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland en verzocht om schorsing van het ontslagbesluit. Het dagelijks bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, vertegenwoordigd door mr. M.J.J. Rutten en anderen, had een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 23 januari 2025 werd duidelijk dat de verzoeker niet in financiële problemen verkeert en dat hij niet langer terug wil keren naar zijn oude post. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een zwaarwegend spoedeisend belang, aangezien de verzoeker al anderhalf jaar niet meer actief was en eerst een fysieke keuring en maatwerkopleiding moest ondergaan voordat hij weer als brandweervrijwilliger aan de slag kon. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de behandeling van de bodemprocedure kon worden afgewacht. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.