ECLI:NL:RBROT:2025:2990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
24/3537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en beroep tegen CBR

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 23 oktober 2023 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, met ingang van 30 oktober 2023, na een melding van de politie over twijfels aan eisers rijvaardigheid. Eiser had eerder al meerdere keren een proces-verbaal gekregen voor rijden onder invloed van alcohol. Na een onderzoek door een psychiater, die alcoholmisbruik vaststelde, werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser voerde aan dat het rapport van de psychiater niet zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de diagnose niet kon worden gedragen door de bevindingen. De rechtbank oordeelde dat het rapport wel degelijk als specialistisch kon worden aangemerkt en dat de diagnose alcoholmisbruik op zorgvuldige wijze was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser
(gemachtigde: mr. L.P. Kabel),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Met het primaire besluit van 23 oktober 2023 heeft het CBR eisers rijbewijs ongeldig verklaard met ingang van 30 oktober 2023.
2. Met het besluit van 26 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
3. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. Eiser heeft daarna nog aanvullende gronden ingediend. Het CBR heeft daarop gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR.

Totstandkoming van het besluit

6. De politie heeft aan het CBR op 12 maart 2023 mededeling gedaan dat een vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid en/of lichamelijke of geestelijke geschiktheid om motorrijtuigen te besturen. Uit het onderliggende proces-verbaal blijkt dat de politie eiser op 12 maart 2023 als bestuurder van een personenauto zag rijden op een voor het openbaar verkeer openstaande weg in Gorinchem. Eiser is in het kader van een controle gevorderd mee te werken aan een voorlopig ademonderzoek. Uit een voltooide ademanalyse bleek dat eisers ademalcoholgehalte 630 μg/l bedroeg. De mededeling vermeldt verder dat tegen eiser in de afgelopen vijf jaar twee keer eerder een proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Op 21 en 22 november 2022 [1] zijn bij eiser ademalcoholgehaltes geconstateerd van respectievelijk 690 μg/l en 605 μg/l.
7. Bij besluit van 23 oktober 2023 heeft het CBR eiser een onderzoek naar zijn alcoholgebruik opgelegd. Op 14 augustus 2023 heeft een psychodiagnostisch medewerker ([naam 1]) een telefonisch consult gehouden met eiser en op 30 augustus 2023 heeft een psychiater ([naam 2]) een onderzoek in persoon uitgevoerd. Psychiater [naam 2] heeft op 1 september 2023 een rapport (het rapport) uitgebracht, waarin hij aan de hand van het onderzoek concludeert dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin. Het rapport bevat de volgende beschouwing:
“Uit het onderzoek komen de volgende, in dit kader relevante, afwijkende bevindingen naar voren:
• Betrokkene dronk meerdere malen per maand een grote hoeveelheid alcohol. Dit drinkpatroon voldoet aan de criteria van binge-drinking volgens het Trimbos-instituut. Er wordt daarbij gesproken van binge drinken wanneer de alcoholspiegel in het bloed in korte tijd stijgt naar 0,8 promille. Gecorrigeerd naar geslacht, leeftijd en gewicht was dit bij betrokkene het geval. Binge-drinken is een risicovolle vorm van alcoholgebruik. Geregeld binge-drinken vormt daarmee een aanwijzing voor alcoholmisbruik.
• De gemiddelde hoeveelheid alcohol die betrokkene gebruikte wordt gezien als een voor de gezondheid riskant drinkpatroon. Voor mannen bedraagt de grenswaarde meer dan 40AE per week en voor vrouwen meer dan 30 AE per week. Het gemiddelde gebruik van betrokkene bevond zich boven deze grenswaarde en vormt daarmee een indicatie voor alcoholmisbruik.
• Behoudens de laatste aanhouding werd betrokkene vaker onder invloed van alcohol als bestuurder van een motorvoertuig aangehouden. Er is daarmee sprake van een patroon waarbij betrokkene herhaaldelijk alcohol gebruikte in situaties waarin dat fysiek gevaarlijk was. Een dergelijk patroon is een aanwijzing voor het misbruik van alcohol (DSM-5 criterium A8).
• Bij de laatste aanhouding, welke de aanleiding vormde voor dit onderzoek, was er ondanks de voorgeschiedenis bij betrokkene opnieuw sprake van een hoog alcoholpromillage van meer dan 2x de toegestane wettelijke norm.
Hoewel bovenstaande bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, is juist de combinatie suspect voor alcoholproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding. Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie van stoornissen in het gebruik van alcohol in de populatie die is aangehouden vanwege het rijden onder invloed van alcohol. Dit overwegende dient de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet te worden gesteld. […]”
8. Op basis van dit rapport heeft het CBR het primaire besluit genomen. Met het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Standpunt eiser

9. Eiser voert aan dat het rapport van de psychiater geen specialistisch rapport is en dat het niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Een deel van het onderzoek is verricht door een psychodiagnostisch medewerker, waarvan niet bekend is welke opleiding zij heeft gevolgd en of zij BIG-geregistreerd is. Het rapport is ook niet door haar ondertekend. De psychiatrische deskundigheid is op deze manier niet gewaarborgd, zodat niet van een specialistisch rapport kan worden gesproken. Dat de psychodiagnostisch medewerker de anamnese telefonisch heeft afgenomen, is onzorgvuldig. Bij een telefonische anamnese kan de betrokkene namelijk niet worden geobserveerd, wat wel wenselijk is. Daarnaast heeft de psychodiagnostisch medewerker onvoldoende doorgevraagd op belangrijke punten, zoals op het punt van het gemiddelde alcoholgebruik van eiser.
10. Daarnaast voert eiser aan dat de bevindingen van de psychiater de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ niet kunnen dragen. Uit vaste rechtspraak blijkt dat meerdere aanhoudingen op zichzelf onvoldoende zijn om de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin te stellen. De diagnose kan evenmin uitsluitend worden gebaseerd op de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. De diagnose kan alleen worden verkregen met behulp van meerdere aanwijzingen die deze diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor aanwezigheid van alcoholproblemen. Die aanwijzingen ontbreken in dit geval. Dat er sprake is van bingedrinken, is op zichzelf eveneens onvoldoende voor de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin. Bovendien is bingedrinken een bevinding die standaard kan worden gesteld. Volgens de psychiater wordt namelijk van bingedrinken gesproken als de alcoholspiegel in het bloed in korte tijd stijgt naar 0,8 promille, terwijl een onderzoek naar de rijgeschiktheid mag worden opgelegd bij een alcoholpromillage van 1,8 of meer. Als er een onderzoek wordt opgelegd, is er dus altijd sprake van bingedrinken, aldus eiser. Bovendien is de psychiater uitgegaan van een te hoog gemiddeld alcoholgebruik. Eiser heeft zijn alcoholgebruik vertaald naar flessen wijn en hij heeft verteld dat hij zowel wijn als bier drinkt. In het rapport is de psychiater er ten onrechte van uitgegaan dat eiser alleen wijn drinkt en dat een fles bestaat uit zeven alcoholische eenheden, terwijl dat zes eenheden zijn.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de ongeldigverklaring van eisers rijbewijs. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
12. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
13. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
Toetsingskader
14. Het CBR mag afgaan op een psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat belanghebbende over het advies heeft aangevoerd. [2]
15. In paragraaf 8.8. van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling) is de eis gesteld dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Uit hoofdstuk 2 van die bijlage volgt dat met een specialistisch rapport is bedoeld een rapport dat is opgesteld en ondertekend door een medisch specialist, waarbij het is toegestaan dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van de specialist zijn uitgevoerd door een derde.
Is het rapport van de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand gekomen?
16. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van psychiater [naam 2] kan worden aangemerkt als specialistisch rapport in de zin van de Regeling. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [3] is van een specialistisch rapport als hier bedoeld geen sprake indien de betreffende specialist, de psychiater, de betrokkene niet zelf heeft gezien en daarom niet zelf direct bij ten minste enig onderdeel van het onderzoek betrokken is geweest. Tussen partijen is niet in geschil dat psychiater [naam 2] eiser zelf heeft gezien. Daarmee is hij zelf direct betrokken geweest bij een deel van het onderzoek. Dat het onderzoek deels is uitgevoerd door psychodiagnostisch medewerker [naam 1] die niet BIG-geregistreerd is, is niet in strijd met de Regeling. [naam 1] werkte namelijk onder de verantwoordelijkheid van [naam 2] en op grond van de Regeling is het toegestaan dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van de specialist worden uitgevoerd door een derde. Hierin is niet voorgeschreven dat deze derde een arts of een andere paramedicus zou moeten zijn en evenmin dat die derde BIG-geregistreerd moet zijn. De rechtspraak van de Afdeling waar eiser op dit punt naar verwijst, maakt dit oordeel niet anders. Die rechtspraak is namelijk gebaseerd op een eerdere versie van de Regeling. Daarin stond dat delen van het onderzoek slechts door een derde mochten worden uitgevoerd, als die derde een arts was. Die eis geldt niet langer.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Dat de anamnese telefonisch is afgenomen, doet aan de zorgvuldigheid niet af. De Regeling schrijft immers niet voor dat een anamnese in persoon moet worden afgenomen. De rechtbank ziet verder geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [naam 1] onvoldoende heeft doorgevraagd naar het gemiddelde alcoholgebruik van eiser. Eiser weerspreekt niet dat hij heeft verklaard dat hij gemiddeld vier dagen per week alcohol nuttigde en dat hij doordeweeks gemiddeld één fles wijn per dag dronk en in het weekend twee flessen wijn per dag. Nu eiser concreet – namelijk in termen van aantal flessen wijn – heeft verklaard hoeveel alcohol hij gemiddeld dronk, mocht [naam 1] van de juistheid daarvan uitgaan. Dat eiser zou hebben verklaard ook bier te drinken, maakt dat niet anders. Eiser heeft immers verklaard dat hij tijdens het gesprek met [naam 1] zijn totale alcoholconsumptie (bier en wijn) ongevraagd heeft vertaald naar flessen wijn. Die vertaalslag komt voor zijn eigen rekening, net als zijn vooronderstelling dat één fles wijn gelijkstaat aan zes alcoholische eenheden in plaats van zeven, waar de psychiater in zijn rapport van uitgaat. Bovendien, als de vertaalslag of vooronderstelling van eiser al onjuist zouden zijn geweest, had eiser in het gesprek met de psychiater de mogelijkheid om dat te corrigeren. Het CBR heeft namelijk onweersproken gesteld dat de psychiater de resultaten van de anamnese met eiser heeft besproken. Niet gebleken is dat eiser dat heeft gedaan. Pas nadat eiser het rapport had gelezen (waarin staat dat eiser gemiddeld meer dan 40 alcoholische eenheden per week dronk en dat die hoeveelheid een indicatie vormt voor alcoholmisbruik) heeft hij in het kader van het correctierecht opgemerkt dat hij gemiddeld niet meer dan 40 alcoholische eenheden per week dronk. Het correctierecht is echter slechts bedoeld om objectieve gegevens te verbeteren, niet om verklaringen achteraf bij te stellen.
Kon de psychiater concluderen dat er sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin?
18. De rechtbank is van oordeel dat de redeneringen in het rapport van de psychater begrijpelijk zijn en dat de conclusie dat er sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin daarop aansluit. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
19. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [4] kan de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ in beginsel niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. Reden daarvoor is dat de betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens in de keuringssituatie vaak laag is, omdat de bestuurder in kwestie het rijbewijs doorgaans wenst te behouden. Als de eigen verklaring echter wel betrouwbaar is en duidt op misbruik, mogen de anamnestische gegevens wel als basis voor de diagnose worden gebruikt. [5]
20. Eiser heeft tijdens de anamnese verklaard dat hij, samengevat weergegeven, gemiddeld zes flessen wijn per week dronk. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser te rooskleurig over zijn alcoholgebruik is geweest. Zijn verklaring is dan ook betrouwbaar en duidt bovendien op misbruik, zoals blijkt uit de eerste twee bevindingen van de psychiater. De psychiater mocht de anamnestische gegevens van eiser daarom gebruiken als basis voor zijn diagnose. De bevindingen in het rapport kunnen de conclusie van de psychater dan ook dragen. Te meer omdat die conclusie niet louter op de anamnestische gegevens is gebaseerd, maar ook op het feit dat eiser meerdere keren als bestuurder van een motorvoertuig onder invloed van alcohol is aangehouden, waarbij één keer zelfs met een alcoholpromillage van meer dan twee keer de toegestane wettelijke norm.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, rechter, in aanwezigheid van N. Bilogrević, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 8
1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht.
2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.
[…]
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
[…]
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid.
[…]
Artikel 134
[…]
2. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 23
1. Het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien:
[…]
c. ten aanzien van betrokkene binnen een periode van vijf jaar tenminste drie maal proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, van de wet, waarbij bij één van die verdenkingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰, dan wel 88 µg/l, respectievelijk 0,2‰ indien een van de feiten is begaan als beginnende bestuurder, of waarbij hij ten minste eenmaal heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel;
[…]

Regeling eisen geschiktheid 2000

Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
Hoofdstuk 2
[…]
Supervisie
Waar voor de beoordeling van de geschiktheid een specialistisch rapport nodig is, is daarmee bedoeld een rapport dat is opgesteld en ondertekend door een medisch specialist, waarbij het is toegestaan dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van de specialist zijn uitgevoerd door een derde.
[…]
8.8
Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Voetnoten

1.In de mededeling staan de data 22 en 24 november 2022 genoemd, maar uit de overige dossierstukken blijkt dat het om 21 en 22 november 2022 gaat.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2420.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3050.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2358.
5.Zie de uitspraak van de Raad van State van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484.