ECLI:NL:RBROT:2025:1718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/10/671343 / HA ZA 24-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatig handelen bij verkoop van bedrijfspand

In deze zaak vordert eiser, een 25% aandeelhouder van Tevio Holding B.V., schadevergoeding van de vennootschap en een bestuurder, [gedaagde sub 2], wegens onrechtmatig handelen bij de verkoop van een bedrijfspand. Eiser stelt dat het pand voor een te lage prijs is verkocht en dat er onterecht btw is geheven. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde sub 2] persoonlijk een ernstig verwijt treft, wat vereist is voor bestuurdersaansprakelijkheid. Eiser is niet verschenen bij de mondelinge behandeling, wat zijn positie verzwakt. De rechtbank wijst de vorderingen af, omdat eiser onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn claims. Tevens wordt eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde sub 2]. De rechtbank concludeert dat de vordering tegen Tevio ongegrond is, omdat de verwijten aan het adres van de vennootschap niet anders zijn dan die aan [gedaagde sub 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671343 / HA ZA 24-19
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in Gent, België,
eiser,
advocaat mr. B. Coskun te Amsterdam,
tegen

1.TEVIO HOLDING B.V.,

gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in Rotterdam ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Kara te Maastricht.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’, ‘Tevio’ en ‘ [gedaagde sub 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 december 2023, met productie 1;
  • de conclusie van antwoord van 21 februari 2024;
  • de brieven van de rechtbank van 6 maart 2024 en 20 augustus 2024, met een oproeping voor een mondelinge behandeling op -uiteindelijk- 12 december 2024;
  • de brief van de rechtbank van 26 april 2024, met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
  • de e-mail van mr. Coskun van 28 november 2024, met bijlagen 2 tot en met 7;
  • de akte wijziging eis van [eiser] van 1 december 2024;
  • de mondelinge behandeling van 12 december 2024.
1.2.
[eiser] is niet verschenen bij de mondelinge behandeling. [eiser] is op het moment van de zitting gedetineerd. Mr. Coskun heeft desgevraagd verklaard dat [eiser] er bewust voor heeft gekozen om niet bij de zitting aanwezig te zijn en dat hij om die reden geen vervoer naar de rechtbank heeft aangevraagd voor het bijwonen van de mondelinge behandeling. De reden voor deze keuze is dat [eiser] te emotioneel is over deze zaak.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de datum bepaald waarop vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is voor 25% aandeelhouder van Tevio. De overige 75% van de aandelen worden gehouden door de [gedaagde sub 2] , die daarnaast enig bestuurder is van Tevio.
2.2.
Op 30 december 2022 heeft Tevio haar bedrijfspand aan de [adres] in Rotterdam (hierna: het bedrijfspand”) verkocht aan een derde partij voor een bedrag van
€ 600.000.
2.3.
Bij verstekvonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2023 is Tevio veroordeeld om het bedrijfspand aan de kopers te leveren. De levering van het bedrijfspand heeft op grond van artikel 3:300 BW plaatsgevonden door middel van het vonnis.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van zijn eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
verklaart voor recht dat Tevio en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door het enige activum (het bedrijfspand) van Tevio te verkopen voor een niet-marktconforme prijs, waardoor zij hoofdelijk of individueel schadeplichtig zijn jegens [eiser] ;
verklaart voor recht dat Tevio en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door het bedrijfspand te verkopen en € 150.000,- aan dwangsommen te laten verbeuren, waardoor zij hoofdelijk of individueel schadeplichtig zijn;
verklaart voor recht dat Tevio en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door onterecht btw (21%) te rekenen bij de verkoop van het bedrijfspand, resulterend in een onnodige betaling van € 104.132,- aan omzetbelasting, terwijl geen btw van toepassing was omdat het geen nieuwbouwlocatie betrof. Hierdoor zijn zij hoofdelijk of individueel schadeplichtig jegens [eiser] ;
verklaart voor recht dat [eiser] recht heeft op minstens 25% van de marktconforme verkoopopbrengst van het bedrijfspand, of een nader bij staat te bepalen bedrag;
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld, waardoor [eiser] nu gedetineerd is;
verklaart voor recht dat Tevio en [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser] als gevolg van de handelingen genoemd onder punten (i) tot en met (v), waarbij de schade nader moet worden opgemaakt bij staat;
verklaart voor recht dat: (i) Tevio en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door zonder overleg met [eiser] het bedrijfspand te verkopen en de opbrengst niet conform het aandelenbelang te delen met [eiser] . (ii) De verkoop onrechtmatig was vanwege een niet-marktconforme prijs, btw-verrekening en verbeuring van dwangsommen. (iii) [gedaagde sub 2] onrechtmatig handelde door in naam van [eiser] faillissementsfraude te plegen, waardoor [eiser] een gevangenisstraf van 24 maanden moet uitzitten. (iv) [gedaagde sub 2] schadevergoeding verschuldigd is aan [eiser] voor de onrechtmatige verkoop van het bedrijfspand en alle kosten en schade in verband met de faillissementsfraude, inclusief juridische kosten, vergoeding voor detentie en verlies van inkomsten uit zijn ondernemingen in wijnbladeren;
Tevio en [gedaagde sub 2] veroordeelt om de proceskosten van [eiser] te voldoen, binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, met wettelijke rente bij niet-tijdige betaling;
Tevio en [gedaagde sub 2] veroordeelt om een bedrag van € 199,- aan nakosten te voldoen indien niet binnen de wettelijke termijn van twee dagen na betekening van het vonnis wordt voldaan.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vorderingen ingetrokken voor zover die zien op de stelling dat [gedaagde sub 2] faillissementsfraude heeft gepleegd, waardoor [eiser] op dit moment gedetineerd is. Mr. Coskun heeft namens [eiser] aangevoerd dat [eiser] geen bewijs heeft voor die stelling. Hij heeft daarbij opgemerkt dat met intrekking van die vordering geen afstand van recht wordt gedaan. Deze vorderingen (
vordering v en vordering vii onder (iii) en gedeeltelijk onder (iv)) hoeven dus niet meer te worden beoordeeld.
3.3.
[gedaagde sub 2] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, althans tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de werkelijke proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

toepasselijk recht

4.1.
[eiser] woont in Gent, België, waardoor deze zaak een internationaal karakter heeft. De rechtbank moet dus vaststellen welk recht van toepassing is en onderzoeken of zij bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. Partijen hebben ter zitting desgevraagd bevestigd dat de Nederlandse rechter volgens hen bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank ziet dit niet anders. Nu partijen geen andere forumkeuze hebben gemaakt en omdat dit geen onderdeel van het debat tussen partijen is, zal de rechtbank haar beoordeling op dit punt hiertoe beperken.
verstek tegen Tevio
4.2.
Tevio is niet in het geding verschenen. Tegen haar is verstek verleend. Omdat [gedaagde sub 2] wel in de procedure is verschenen, wordt dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 Rv ook tegen Tevio als een vonnis op tegenspraak beschouwd.
bestuurdersaansprakelijkheid
4.3.
De rechtbank ziet aanleiding om eerst de vordering tegen [gedaagde sub 2] te bespreken. Tijdens de zitting heeft mr. Coskun, de advocaat van [eiser] , bevestigd dat [eiser] zijn pijlen richt op het handelen van [gedaagde sub 2] als enige bestuurder van Tevio. De rechtbank stelt voorop dat er strenge voorwaarden gelden voordat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor zijn handelen als bestuurder van een vennootschap.
4.4.
Als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, dan is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is er, naast aansprakelijkheid van de vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van die vennootschap. Daarvoor is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap gelden dus hogere eisen dan in het algemeen het geval is.
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (Hoge Raad 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470).
Van een persoonlijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder (i) bij het aangaan van een verbintenis wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de rechtspersoon niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden (Hoge Raad 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel)), (ii) wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (Hoge Raad 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/ Roelofsen)).
4.5.
Hoewel [eiser] stelt dat [gedaagde sub 2] heeft gehandeld in strijd met zorgvuldigheidsnormen, heeft hij totaal niet concreet gemaakt waarom het handelen van [gedaagde sub 2] als bestuurder van Tevio persoonlijk ernstig verwijtbaar is. [eiser] stelt niet te zijn gekend in of te hebben ingestemd met de verkoop van het bedrijfspand, dat het bedrijfspand voor een te lage koopprijs is verkocht, dat er ten onrechte btw is afgetrokken van de koopprijs en dat er door toedoen van [gedaagde sub 2] dwangsommen in mindering op de koopprijs zijn gekomen. [eiser] laat na om op enige wijze toe te lichten welke specifieke verplichtingen [gedaagde sub 2] in dit opzicht als bestuurder van Tevio heeft geschonden.
4.6.
[gedaagde sub 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de verkoop van het bedrijfspand noodzakelijk was om financiële redenen. Ook heeft [gedaagde sub 2] aangevoerd dat de verkoop plaatsvond op initiatief van [eiser] zelf, dat de kopers door [eiser] zijn aangedragen en familie van hem waren en dat de koopprijs door [eiser] is bepaald. [gedaagde sub 2] heeft verder aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het verstekvonnis tegen Tevio omdat het adres van Tevio is gewijzigd met vervalsing van zijn handtekening.
4.7.
Hoewel mr. Coskun namens [eiser] deze verklaringen van [gedaagde sub 2] heeft betwist, was [eiser] zelf niet bij de zitting aanwezig om uit eigen wetenschap te verklaren. Deze bewuste processuele keuze komt voor rekening van [eiser] . Zijn detentie vormt hiervoor geen rechtvaardiging, omdat hij een verzoek had kunnen indienen om naar de rechtbank vervoerd te worden. Dat heeft hij niet gedaan.
4.8.
Het doel van de mondelinge behandeling is dat partijen, bij voorkeur op basis van eigen kennis, informatie over de zaak verstrekken. In deze zaak is dat extra belangrijk, omdat de dagvaarding zeer summier is en nauwelijks onderbouwing van de stellingen van [eiser] bevat. Daarom heeft de rechtbank in de zittingsagenda expliciet gevraagd naar de feitelijke en juridische grondslagen van de vorderingen en heeft zij de verkoop van het bedrijfspand expliciet als bespreekpunt opgenomen. Dat houdt in dat van partijen werd verwacht dat zij informatie zouden verschaffen over de feitelijke gang van zaken rondom de verkoop. [eiser] heeft hieraan op geen enkele wijze voldaan: er zijn geen schriftelijke verklaringen overgelegd en [eiser] is niet verschenen. Op grond van artikel 88 lid 4 Rv mag de rechter uit het niet-verschijnen van [eiser] de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
4.9.
In deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat [eiser] , mede vanwege de door [gedaagde sub 2] geschetste en door [eiser] zelf niet betwiste gang van zaken rondom de verkoop van het bedrijfspand, zijn vorderingen onvoldoende feitelijk en juridisch heeft onderbouwd. Daarom wordt aan bewijslevering niet toegekomen en worden de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] afgewezen.
afgeleide schade
4.10.
In de dagvaarding en tijdens de zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij afgeleide schade vordert. Hij stelt dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Tevio, waardoor de vennootschap schade heeft geleden. Volgens [eiser] heeft deze schade ertoe geleid dat de waarde van zijn aandelen in Tevio is verminderd. Daarnaast stelt [eiser] vanwege zijn aandelenbelang van 25% recht te hebben op 25% van de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand en ook op 25% van het bedrag dat volgens hem verloren is gegaan door de verkoop van het pand voor een te lage prijs.
4.11.
De rechtbank overweegt dat, zelfs als zij voor de gedachtenvorming zou aannemen dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Tevio, dit niet automatisch betekent dat [eiser] een vordering heeft. Afgeleide schade – schade toegebracht aan een vennootschap en die daardoor indirect aandeelhouders raakt – kan in beginsel niet door een individuele aandeelhouder worden gevorderd. Uitzonderingen op dit uitgangspunt bestaan slechts wanneer een specifieke zorgvuldigheidsnorm tegenover de aandeelhouder is geschonden (Hoge Raad 2 december 1994, NJ 1995/288; ABP/Poot).
4.12.
[eiser] heeft in het geheel niet toegelicht welke specifieke zorgvuldigheidsnorm door [gedaagde sub 2] tegenover hem als aandeelhouder zou zijn geschonden. De enkele stelling dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Tevio is uiteraard onvoldoende. Ook daarop stuit de vordering van [eiser] af.
vordering tegen Tevio - verstektoets
4.13.
Tegen Tevio is verstek verleend. Op grond van artikel 139 Rv wordt in dat geval de vordering toegewezen, tenzij deze de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Hoewel [gedaagde sub 2] wel verweer heeft gevoerd, kan dat verweer niet automatisch worden beschouwd als het verweer Tevio.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [eiser] tegen Tevio ongegrond voorkomt. Noch in de dagvaarding, noch tijdens de zitting, heeft [eiser] voldoende onderbouwd waaruit het onrechtmatig handelen van Tevio als vennootschap tegen hem bestaat. Het verwijt van [eiser] aan het adres van Tevio is feitelijk exact hetzelfde als hetgeen [eiser] [gedaagde sub 2] als bestuurder van Tevio verwijt. Omdat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat dit verwijt onvoldoende is onderbouwd, moet om die reden ook worden geoordeeld dat de vordering tegen Tevio ongegrond is.
proceskosten
4.15.
Omdat [eiser] ongelijk krijgt, moet hij de proceskosten van [gedaagde sub 2] betalen. [gedaagde sub 2] heeft gevraagd om [eiser] te veroordelen in de werkelijke kosten van zijn advocaat, begroot op € 3.300,-. De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van de werkelijke proceskosten op grond van misbruik van procesrecht sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden. Volgens vaste rechtspraak, waaronder het arrest van de Hoge Raad in de zaak Duka/Achmea (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828), is de drempel hiervoor hoog: er moet sprake zijn van evident onrechtmatig handelen van een partij dat gelijkstaat aan misbruik van recht, bijvoorbeeld doordat een vordering evident ongegrond is of met een ander doel dan het verkrijgen van een rechtens relevante beslissing is ingesteld. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter.
4.16.
In deze zaak heeft [eiser] vorderingen ingesteld die zowel feitelijk als juridisch onvoldoende zijn onderbouwd. Op de dagvaarding van [eiser] en de toelichting namens hem tijdens de zitting is het nodige aan te merken. Deze voldoen niet aan de minimale eisen die daaraan gesteld mogen worden. Dat betekent alleen niet dat daarmee de hoge drempel voor het aannemen van misbruik van procesrecht wordt gehaald. [eiser] zal dus niet worden veroordeeld in de werkelijke advocaatkosten van [gedaagde sub 2] . [eiser] moet wel de proceskosten betalen volgens het liquidatietarief. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 1.126,00 (2,0 punten × tarief € 563,00)
- nakosten
€ 178,00(plus verhoging als vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.446,00
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.18.
De kosten aan de zijde van Tevio worden begroot op nihil, omdat zij niet in de procedure is verschenen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 1.446,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
3500/1918