ECLI:NL:RBROT:2025:14887

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
83-129825-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op crypto-wallet en cryptovaluta in verband met witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2025 uitspraak gedaan over een klaagschrift ex artikel 552a Sv, ingediend door een klager wiens crypto-wallet en cryptovaluta van ruim een miljoen euro in beslag zijn genomen door het Openbaar Ministerie (OM). De klager, geboren in 1971 en niet ingeschreven in de basisregistratie, heeft zijn domicilie gekozen aan het kantoor van zijn advocaat, mr. B.W. Newitt. Het OM heeft beslag gelegd op de wallet op basis van verdenking van witwassen, waarbij het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van een deel van het beslag, dat vermoedelijk afkomstig is van criminele transacties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de wallet is gevoed door een drugsgerelateerde transactie die vanuit Nederland is geïnitieerd, waardoor Nederland rechtsmacht toekomt. De rechtbank heeft het beklag van de klager ongegrond verklaard voor het deel van de cryptovaluta dat verband houdt met de criminele herkomst, maar gegrond verklaard voor het overige bedrag, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat dit deel van de wallet van criminele herkomst is. De rechtbank heeft gelast dat dit deel van de cryptovaluta aan de klager wordt teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Parketnummer: 83-129825-25
Raadkamernummer: 25-012069
Beslissingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager], klager,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
voor deze zaak domicilie kiezende aan de [adres],
ten kantore van zijn advocaat mr. B.W. Newitt.

Procedure

Op 2 mei 2025 is op grond van artikel 552a Sv een klaagschrift ingediend.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. Op 24 september 2025 heeft de klager in reactie daarop de gronden aangevuld. Op 25 september 2025 is de behandeling van het klaagschrift aangehouden. Op 9 oktober 2025 heeft het OM schriftelijk gereageerd op de aangevulde gronden. Op 12 oktober 2025 heeft klager daar weer op gereageerd.
Het klaagschrift is op 17 oktober 2025 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas en de raadsman zijn gehoord. De klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De officier van justitie heeft ter zitting een nadere schriftelijke reactie overgelegd. De rechtbank heeft de klager in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren, waarna de rechtbank uitspraak zou doen. De raadsman heeft op 21 oktober 2025 de schriftelijke reactie ingediend.

Feiten

Het OM heeft een schriftelijk bevel tot uitlevering ter inbeslagname ex artikel 96a Sv gegeven, waarin aan de crypto exchange Binance Holding Ltd. (hierna: Binance) werd bevolen om de saldi op de wallet van de klager uit te leveren aan de Belastingdienst/FIOD.
Op 18 oktober 2021 heeft Binance aan deze vordering voldaan en is beslag gelegd op de wallet met het nummer
[nummer ]en de cryptovaluta uit die wallet, te weten een bedrag van
17,42100300 bitcoin. Dit beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar georganiseerd witwassen door middel van transacties in cryptovaluta, waarbij de klager – handelaar in cryptovaluta – als verdachte in beeld is gekomen. De in beslag genomen bitcoins – die een waarde vertegenwoordigen van € 1.019.544,86 – zijn overgemaakt naar de wallet van het OM.

Standpunt klager

Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag en teruggave van de (tegenwaarde van de) bitcoin aan de klager. Aangevoerd is dat de beslaglegging in strijd is met de formaliteiten, dan wel onrechtmatig is. Vanwege het ontbreken van rechtsprekende en uitvoerende rechtsmacht was het OM niet bevoegd om beslag te leggen. Ook is het beslag zonder rechtshulpverzoek gelegd op het grondgebied van de Kaaimaneilanden. Verder is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van het beslag, omdat het beslag niet (langer) kan bijdragen aan het aan de dag brengen van de waarheid en het hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het beslag zal bevelen. Het grootste deel van de waarde van het beslag staat in ieder geval los van enige mogelijke verdachte herkomst.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe is gesteld dat het beslag rechtmatig is gelegd. Uit het dossier blijkt voldoende dat er een redelijke verdenking bestaat dat het vermogen in de wallet van de klager van misdrijf afkomstig is en dat hij zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt. Verder blijkt dat er ten tijde van de beslaglegging voldoende aanknopingspunt waren, en nog steeds zijn, om aan te nemen dat aan Nederland rechtsmacht toekomt. Voor het leggen van dit beslag was daarom geen rechtshulpverzoek vereist. Bovendien is de klager niet in enig rechtens te respecteren belang geraakt als al aangenomen zou moeten worden dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor strafvorderlijk optreden op het territoir van een vreemde straat. Het belang van strafvordering verzet zich ten slotte tegen teruggave, omdat het OM verbeurdverklaring zal vorderen.

Beoordeling bevoegdheid

In een reeks chatgesprekken van Sky-ECC-gebruikers [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] (die in beeld waren in verband met drugsgerelateerde feiten) wordt in de Nederlandse taal gesproken over strafbare feiten en worden QR-codes gedeeld van wallets met cryptovaluta. De imei-nummers van de genoemde gebruikers straalden respectievelijk 100 en 72 dagen aan op locaties in Nederland. In gesprekken op 17 december 2020 wordt genoemd dat er geld naar een wallet is gestuurd om ‘uit te cashen’. De gebruikers noemen daarbij plaatsen in Nederland, zoals Tilburg en Den Haag.
Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat in elk geval één drugsgerelateerde transactie heeft plaatsgevonden die vanuit Nederland is geïnitieerd, c.q. waardoor in Nederland witgewassen zou worden – teweten een overboeking tussen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] met een tegenwaarde van US $ 3.209,50 – waardoor de wallet van klager gevoed is. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan Nederland rechtsprekende en uitvoerende rechtsmacht toekomt. Het OM was daarom bevoegd om dit beslag te leggen.

Beoordeling rechtmatigheid

Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank passeert de vraag of het OM het beslag had moeten effectueren door middel van een rechtshulpverzoek en aan wie een rechtshulpverzoek gericht had moeten worden. Het volkenrecht beoogt de belangen te beschermen van soevereine staten, op het grondgebied waarvan strafvorderlijk wordt opgetreden. De beslissing van het OM om zonder rechtshulpverzoek beslag te leggen, raakt niet aan een belang van de klager en tast de rechtmatigheid van het beslag niet aan (vergelijk ECLI:NL:HR:2010:BL5629).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechter eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.
Op basis van het dossier en de nadere toelichting van de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de wallet van de klager gevoed is door een bitcointransactie met een tegenwaarde van US $ 3.209,50 tussen twee Nederlandse gebruikers van Sky ECC. Die transactie strekte tot het in Nederland witwassen van geld dat afkomstig was uit drugshandel. Bekend is dat bitcoin een middel is dat heel geschikt is om geld van criminele herkomst wit te wassen. De klager, die stelt professioneel handelaar in bitcoins te zijn, had kunnen en moeten vermoeden dat deze bijdragen, onder de gegeven omstandigheden, een criminele herkomst hadden. Gelet daarop is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van dit deel van de beslagen cryptovaluta zal bevelen. Het belang van strafvordering verzet zich dan ook tegen opheffing van het beslag op dit deel van de cryptovaluta. Voor dit deel zal de rechtbank het beklag
ongegrondverklaren.
Ten aanzien van het overgrote deel van de cryptovaluta in de wallet van de klager is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gebleken dat sprake is van valuta van criminele herkomst, die de klager zou hebben willen witwassen. Het OM heeft sinds 2021 de tijd gehad om dit te onderzoeken en onderbouwen, maar heeft dit niet voldoende concreet gemaakt. De rechtbank overweegt nog dat de omstandigheid dat een klein deel van het vermogen in de wallet vermoedelijk afkomstig is van criminele transacties, op zichzelf nog niet meebrengt dat het gehele saldo van de wallet als van enig misdrijf afkomstig dient te worden aangemerkt (vergelijk ECLI:NL:HR:2010:BN0578 en ECLI:NL:HR:2020:1377).
Het veiligstellen van een verbeurdverklaring van bitcoin met een tegenwaarde van US $ 3.209,50, rechtvaardigt ook overigens niet het beslag op de gehele inhoud van de wallet met een waarde van € 1.019.544,86. Daarom ziet de rechtbank geen strafvorderlijk belang voor het voortduren van het beslag op het grootste deel van de beslagen cryptovaluta. Daarom zal de rechtbank het beklag voor dat deel
gegrondverklaren en
teruggaveaan de klager gelasten van dit deel van het beslag.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrond voor wat betreft (bitcoin ter waarde van) US $ 3.209,50;
verklaart het beklag voor het overige gegrond;
gelast de teruggave aan de klager van (de vervreemdings-opbrengst van):
  • een wallet met cryptocurrency, met serienummer [nummer ], IBN-code Binance.01.01.075, UVN-/voorwerpnummer 6069818_196551;
  • cryptovaluta uit de voornoemde Binance wallet, namelijk een bedrag van
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. L.F.M. Venderbos en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2025.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.