Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 december 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit Pijnacker, eiser
Procesverloop
[naam 4] (plaatsvervangend secretaris van het Schadevergoedingschap).
Beoordeling door de rechtbank
In geval van schade als gevolg van een Tracébesluit geldt in beginsel als peildatum voor de beoordeling van (de omvang van) de schade de datum van de inwerkingtreding van het Tracébesluit. In dit geval valt deze datum samen met de datum van onherroepelijk worden van het Tracébesluit: 6 september 1999. Bij de onderhavige verzoeken gaat het om schade als gevolg van een hogere geluidbelasting in de eindsituatie in 2015 dan waarmee op grond van het TB reeds rekening moest worden gehouden. Het ligt daarmee in de rede om voor de beoordeling van de eventuele ('extra') schade uit te gaan van het jaar waarop de eindsituatie volgens het TB zou zijn bereikt te weten 2015, en daarmee van een peildatum 1 januari 2015. Naar aanleiding van klachten van omwonenden in 2011 is reeds in 2012 vastgesteld dat bij verschillende woningen langs het tracé de grenswaarden uit het TB substantieel werden overschreden. In de loop van 2013/2014 is door TNO/[naam 5] vastgesteld dat bij 633 woningen langs het tracé inmiddels sprake was van een dergelijke overschrijding, en daarmee in elk geval ook van een hogere geluidbelasting dan waarmee op grond van het TB al rekening moest worden gehouden. Gelet op deze gegevens acht de adviescommissie het redelijk om bij de beoordeling van de verzoeken om schadevergoeding er vanuit te gaan dat deze 'extra' geluidbelasting zich feitelijk al heeft gemanifesteerd sinds 1 juli 2011.(…)”
1 januari 2015 in plaats van 6 september 1999, te weten de datum waarop het Tracébesluit onherroepelijk is geworden, niet in het nadeel van eiser is nu voor de aanvullende vergoeding de waardedaling is begroot door een percentage te nemen van de (WOZ-)waarde van de woning en die waarde was in 2015 hoger dan in 1999. Indien wordt uitgegaan van de marktwaarde van de woning, wat eiser bepleit, dan geldt eveneens dat het niet in zijn nadeel is als wordt uitgegaan van 2015 in plaats van 1999. Verweerder is bij het bepalen van de peildatum verder uitgegaan van het slechtst mogelijke scenario wat de overschrijding van de geluidbelasting betreft. Uit het algemeen advies volgt dat het aantal hogesnelheidstreinen in de loop van de jaren steeds hoger werd en dat in 2015 de piek was bereikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit geval daarom kunnen kiezen voor de datum van 1 januari 2015 als peildatum, aangezien pas op dat moment de hogesnelheidslijn met een representatieve treinintensiteit in gebruik was genomen. De beroepsgrond slaagt niet.
“(…)
56. In de regel komt bij een planschadetaxatie geen betekenis toe aan de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ) vastgestelde waarde van een onroerende zaak, omdat die waarde op basis van de feitelijke situatie wordt vastgesteld, terwijl bij een planschadetaxatie bij indirecte planschade (waardevermindering door een planologische verandering op de gronden van derden) de voor de aanvrager meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden van het plangebied als uitgangspunt wordt genomen. Dat neemt niet weg dat de WOZ-waarde bij uitzondering van belang kan zijn voor een planschadetaxatie.(…)
57. Van het bestuursorgaan kan worden verlangd dat het zijn besluit van een nadere motivering voorziet in geval een aanzienlijk verschil tussen de WOZ-waarde en de taxatie in het kader van planschade bestaat (uitspraak van 16 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM7718).(…)”