ECLI:NL:RBROT:2025:13944

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 3590 en AWB - 25 _ 4495
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand voor kosten van levensonderhoud en medische zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2025 uitspraak gedaan over de afwijzing van diverse aanvragen om bijzondere bijstand door eiser, die sinds 25 februari 2014 een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten van orthodontie, tandarts, witgoed (wasmachine en droger), een laserbehandeling, een orthopedisch matras en een kussen. De rechtbank heeft de aanvragen beoordeeld aan de hand van de criteria van de Pw, waarbij bijzondere bijstand kan worden verleend als de aanvrager niet beschikt over de middelen om noodzakelijke kosten te dekken die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvragen voor orthodontie en tandartskosten terecht was, omdat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als voorliggende voorziening geldt. Eiser had niet aangetoond dat hij niet in aanmerking kwam voor vergoeding van deze kosten via zijn zorgverzekeraar. Voor de aanvragen om witgoed en andere medische kosten oordeelde de rechtbank dat eiser niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de kosten noodzakelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in staat was om de kosten te reserveren, maar dat dit niet volstond om bijzondere bijstand te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond, waardoor de bestreden besluiten van het college in stand bleven. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers van bijzondere bijstand om aan te tonen dat zij in een acute noodsituatie verkeren en dat de kosten niet op andere manieren kunnen worden gedekt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 25/3590 en ROT 25/4495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. El Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. T. Baltus).

Procesverloop

Zaak ROT 25/3590
1. Met het besluit van 15 oktober 2024 (primair besluit 1) heeft het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van orthodontie en tandarts op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 5 december 2024 (primair besluit 2) heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van witgoed (droger en wasmachine) afgewezen.
1.3.
Met het besluit van 11 december 2024 (primair besluit 3) heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laserbehandeling, een matras en een kussen afgewezen.
1.4.
Met het besluit van 19 maart 2025 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van eiser tegen primair besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen primair besluit 2 en primair besluit 3, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
1.5.
Eiser heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Zaak ROT 25/4495
1.6.
Met het besluit van 19 februari 2025 (primair besluit 4) heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van huisraad (de kosten en het leggen van vloerbedekking) niet in behandeling genomen.
1.7.
Met het besluit van 30 april 2025 (bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar tegen primair besluit 4 gegrond verklaard, in die zin dat de buiten behandeling wordt herroepen. Het college heeft de grondslag van het besluit gewijzigd en de aanvraag vervolgens afgewezen, onder toewijzing van een proceskostenvergoeding in bezwaar.
1.8.
Eiser heeft tegen bestreden besluit 2 beroep ingesteld.
1.9.
Het college heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
1.10.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college en haar collega, mr. W. Breure.

Beoordeling door de rechtbank

Over de aanvragen voor witgoed, een laserbehandeling, een matras, een kussen, orthodontie en tandarts (ROT 25/3590)
Inleiding
2. Eiser ontvangt sinds 25 februari 2014 een bijstandsuitkering op grond van de Pw. Op 8 oktober 2024, ontvangen 9 oktober 2024, heeft eiser een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een wasmachine, een droger, een orthopedisch matras en hoofdkussen, een laserbehandeling voor het gezicht, orthodontie en tandartskosten ingediend.
2.1.
Met het primaire besluit 1 is de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van orthodontie en tandarts afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) moet worden aangemerkt als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw.
2.2.
Bij herstelverzuim brief van 16 oktober 2024 is eiser verzocht een schriftelijke verklaring met de reden aanvraag voor was- en slijtagekosten te overleggen vóór 31 oktober 2024.
2.3.
Bij herstelverzuim brief van 16 oktober 2024 is eiser verzocht een schriftelijke verklaring met de reden voor de aanvraag voor een wasmachine, droger, matras en een kussen, hoe oud de gebruiksgoederen zijn, een schriftelijke verklaring met de reden waarom eiser niet heeft kunnen reserveren voor de gevraagde kosten en een proforma nota (offerte) van de witgoed artikelen te overleggen vóór 31 oktober 2024.
2.4.
Op 28 oktober 2024 heeft eiser in een e-mail aangegeven dat hij niet in aanmerking komt voor de kosten van orthodontie bij zijn zorgverzekeraar, met een bijlage van de zorgverzekeraar dat de gevraagde orthodontie kosten niet worden vergoed.
2.5.
Bij e-mail van 28 oktober 2024 heeft de begeleider van eiser verzocht om uitstel voor het aanleveren van de gevraagde gegevens.
Bij e-mail van 28 oktober 2024 heeft eiser een verklaring gegeven over de reden van de aanvraag voor een wasmachine, droger, matras en een kussen en heeft hij proforma nota’s bijgevoegd.
2.6.
Bij e-mail van 29 oktober 2024 geeft eiser aan dat hij een vaatwasser nodig heeft omdat hij chronisch pijn in de onderrug en armen heeft en heeft hij een proforma nota bijgevoegd.
2.7.
Bij brief van 29 oktober 2024 wordt aan eiser uitstel verleend tot uiterlijk
12 november 2024 om de gevraagde gegevens te overleggen.
2.8.
Bij e-mail van 4 november 2024 heeft eiser een proforma nota van een laserbehandeling voor zijn gezicht en lichaam overgelegd.
2.9.
Op 25 november 2024 heeft de consulent eiser telefonisch gesproken. Uit de rapportage blijkt het volgende.
Eiser heeft verklaard dat de wasmachine twee jaar oud is en kan worden gebruikt. Alleen de was ruikt muf. Eiser geeft aan de wasmachine te hebben gereinigd.
Eiser heeft verklaard niet voor deze kosten te hebben kunnen reserveren omdat hij net voldoende inkomsten heeft om in zijn dagelijkse levensbehoeften te kunnen voorzien.
Eiser heeft een bijstandsuitkering, waarvan hij niet kan reserveren.
Eiser wil graag een droger, omdat een droger handig is met de kou en zijn kleding snel zal opdrogen.
Tevens heeft eiser verklaard dat de laserbehandelingen deels al zijn betaald en de behandelingen zijn bedoeld voor het gelaat en zijn lichaam. De beharing beperkt hem om zich buiten te vertonen.
Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij het matras en het kussen nodig heeft omdat hij vlekken krijgt door het smeren van zalfjes. Het matras en het kussen zijn één jaar oud.
2.1
Vervolgens heeft het college de primaire besluiten 2 en 3 genomen.
Bestreden besluit 13. Aan bestreden besluit 1 heeft het college het volgende ten grondslag gelegd.
Het college heeft het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van orthodontie en tandarts niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend. De aanvraag voor witgoed is afgewezen, omdat de aanschaf van een droger en wasmachine niet noodzakelijk is. De kosten vloeien volgens het college niet voort uit bijzondere omstandigheden.
De aanvraag voor een laserbehandeling, een matras en kussen is afgewezen, omdat voor deze kosten de Zvw moet worden aangemerkt als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw.
Het standpunt van eiser
4. Ten aanzien van de afwijzing van de wasmachine en wasdroger stelt eiser dat het wasprogramma van zijn wasmachine regelmatig voortijdig stopt en dat de was er niet fris en schoon uitkomt. Eiser heeft getracht de wasmachine zelf te repareren zonder succes.
Dit maakt dat de aanschaf van een nieuwe wasmachine noodzakelijk is. Eiser stelt dat hij niet de financiële middelen heeft om zelf in de kosten te voorzien.
Met betrekking tot de laserbehandeling stelt eiser dat de kosten voor een laserbehandeling wegens dringende redenen dienen te worden toegekend. Het is ten behoeve van zijn dagelijkse sociale contacten belangrijk om zichtbare huidafwijkingen op hoofd, nek en lichaam door middel van laserbehandeling te verbeteren (haarzakjes te vernietigen).
Eiser stelt dat de Zvw voor het orthopedische matras en orthopedische hoofdkussen niet aangemerkt dient te worden als voorliggende voorziening, nu de wetgever geen bewuste keuze heeft gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten op grond van de Zvw. Eiser kampt met slijtage aan onderrug, nek en schouder. Om pijnklachten te voorkomen en om op zijn zij of rug te kunnen liggen dient hij te beschikken over een orthopedisch matras en hoofdkussen.
Eiser stelt dat hij voldoet aan de in artikel 35, eerste lid, van de PW, gestelde voorwaarden. De aanvraag is dan ook ten onrechte afgewezen. Eiser heeft geen draagkracht om zelf in de kosten te voorzien. Eiser heeft te maken met extra kosten omdat hij wegens zijn medische situatie onder meer een auto nodig heeft om onder meer naar zijn medische afspraken te gaan.
Eiser betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en op ondeugdelijke en niet draagkrachtige wijze is gemotiveerd. Bij het nemen van het bestreden
besluit is geen/onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke en financiële situatie van eiser en de overige kosten waar hij mee te kampen heeft.
Het oordeel van de rechtbank
5. Eiser betoogt dat de wasmachine niet naar behoren functioneert en dat de aanschaf van een nieuwe wasmachine noodzakelijk is. Hij stelt dat hij niet de financiële middelen heeft om zelf in de kosten te voorzien. Dit betoog slaagt niet.
5.1.
Op grond van artikel 35 van de Pw bestaat recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
5.2.
Bij de toepassing van deze bepaling dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheids-toeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het college ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
5.3.
In het verweerschrift heeft het college zich nader op het standpunt gesteld dat de kosten van een wasmachine en droger niet worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van bestaan. Eiser is het daarmee niet eens.
Ook als ervan zou moeten worden uitgegaan dat zowel de kosten van een wasmachine als de kosten van een droger moeten worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van bestaan, heeft het college de aanvraag terecht afgewezen omdat niet is gebleken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die zouden moeten leiden tot de verlening van bijzondere bijstand. Eiser beschikt over een werkende wasmachine. De wens om de wasmachine te vervangen en een droger aan te schaffen, omdat een droger handig is met de kou en zijn kleding snel zal opdrogen en zijn wasmachine regelmatig voortijdig stopt en dat de was er niet fris en schoon uitkomt, maakt niet dat vervanging van de wasmachine en aanschaf van een droger noodzakelijk is als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Pw. [1]
De wasmachine is pas twee jaar oud. Hiervan mag worden verwacht dat deze langer meegaat. Het is aan eiser om zijn wasmachine te laten repareren als deze kapot zou zijn of andersoortige gebreken vertoont. Eiser kan mogelijk nog een beroep doen op de garantiebepalingen (fabrieks- of wettelijk), nu deze — volgens eiser — nog maar twee jaar oud is. De aanschaf van een droger is niet noodzakelijk. Eiser kan zijn was aan de lucht te drogen hangen.
5.4.
Eisers stelling dat hij niet kon reserveren voor de aanschaf van nieuwe apparaten kan onbesproken blijven, omdat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. [2]
5.5.
Eiser betoogt dat de kosten voor een laserbehandeling wegens dringende redenen dienen te worden toegekend. Hij betoogt dat de Zvw voor het orthopedische matras en het orthopedische hoofdkussen niet aangemerkt dient te worden als voorliggende voorziening, nu de wetgever geen bewuste keuze heeft gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten op grond van de Zvw. Eiser kampt met lichamelijke klachten. Ter voorkoming van klachten en om op zijn zij of rug te kunnen liggen dient hij te beschikken over een orthopedisch matras en hoofdkussen. Eiser stelt dat hij voldoet aan de in artikel 35, eerste lid, van de Pw, gestelde voorwaarden. Eiser heeft geen draagkracht om zelf in de kosten te voorzien. Eiser heeft te maken met extra kosten omdat hij wegens zijn medische situatie een auto nodig heeft om onder meer naar zijn medische afspraken te gaan.
5.6.
De rechtbank overweegt dat naar vaste rechtspraak de Zvw in beginsel als een passende en toereikende voorliggende voorziening moet worden beschouwd voor de kosten van (para)medische zorg. [3] Het college heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van een passende en toereikende voorliggende voorziening in de weg staat aan bijstandsverlening voor de kosten van een laserbehandeling, een orthopedisch matras en hoofdkussen.
5.7.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pw kan het college echter toch bijstand verlenen aan een persoon die geen recht op bijstand heeft als zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Zeer dringende redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie als voormeld doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. [4] .
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er zich in zijn geval een acute noodsituatie voordoet. Eiser heeft weliswaar gesteld dat de laser-behandelingen tot een verbetering van zijn situatie zullen leiden, maar hij heeft dat niet met medische gegevens onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt.
Verder heeft eiser slechts in algemene zin gesteld dat hij de kosten van de voorliggende voorziening niet kan betalen. Met de e-mail van 5 maart 2025 heeft hij verwezen naar een foto dat door het Sint Franciscus Ziekenhuis is gemaakt waaruit zou blijken dat hij lichamelijke klachten heeft. Eiser heeft geen verklaring van een specialist dan wel een specifieke toelichting overgelegd waaruit moet blijken dat sprake is van een acute noodsituatie. Dit betekent dat niet is gebleken van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw die nopen tot verlening van de gevraagde bijzondere bijstand.
5.8.
Eiser betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en op ondeugdelijke en niet draagkrachtige wijze is gemotiveerd. Bij het nemen van het bestreden
besluit is geen/onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke en financiële situatie van eiser en de overige kosten waar hij mee te kampen heeft.
5.9.
Van strijd met het motiveringsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
5.10.
Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is, gezien het voorgaande, ongegrond.
Over de aanvraag voor huisraad (ROT 25/4495)
Inleiding
6. Op 2 december 2024 heeft eiser per e-mail een aanvraag bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van vloerbedekking en het leggen van de vloerbedekking.
Met de e-mail van 2 december 2024 van Werk en Inkomen is eiser verzocht het aanvraagformulier bijzondere bijstand in te vullen, te ondertekenen en aan Werk en Inkomen te sturen. In deze e-mail wordt verder gemeld dat zonder het aanvraagformulier, ingevuld en met handtekening, de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.
Omdat Werk en Inkomen vervolgens niets heeft ontvangen, is het primaire besluit 4 genomen.
Bestreden besluit 2
7. Met bestreden besluit 2 heeft het college het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit 4 herroepen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Met de e-mail van Werk en Inkomen van
2 december 2024 is eiser verzocht gegevens in te leveren. Hierbij is verzuimd in het verzoek om een termijn te stellen voor het inleveren van de gegevens. Met het primaire besluit 4 is de aanvraag van eiser van 2 december 2024 ten onrechte buiten behandeling gesteld, nu er geen termijn is genoemd voor het inleveren van de gegevens. Het college heeft vervolgens de grondslag van het besluit gewijzigd in die zin dat de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel 35 van de Pw en artikel 4.8 van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2024 (hierna: Beleidsregels). Het college heeft toegelicht – kort samengevat – dat het op de weg van eiser had gelegen om voor de kosten voor het aanschaffen en leggen van vloerbedekking te reserveren, omdat deze kosten voorzienbaar waren, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet heeft kunnen reserveren voor de kosten van vervanging van de vloerbedekking
Het standpunt van eiser
8. Eiser betoogt dat hij niet voor de gevraagde kosten heeft kunnen reserveren.
Het oordeel van de rechtbank
9. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw, voor zover van belang, heeft de alleenstaande recht op bijzondere bijstand voor zover hij niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
9.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
9.2.
Het gaat in deze zaak om incidentele algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. [5]
9.3.
De door eiser aangevoerde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot de verlening van bijzondere bijstand. De kosten voor het aanschaffen en leggen van vloerbedekking waren voorzienbaar. Van eiser mocht worden verlangd dat hij daarvoor geld zou reserveren, ook in het geval er bedragen op zijn uitkering worden ingehouden. Eiser ontvangt zorg- en huurtoeslag en hij heeft het vakantiegeld ontvangen. Eiser heeft bovendien in de afgelopen jaren de
individuele inkomenstoeslag ontvangen. Dit betekent dat het college er terecht van uit mocht gaan dat eiser voor de kosten van vervanging van vloerbedekking kon reserveren. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die reserveren onmogelijk maakten. Hieromtrent bevinden zich geen stukken in het dossier.
De door eiser gevraagde bijzondere bijstand betreft niet plotseling opgekomen kosten.
Eiser had gedurende langere tijd kunnen reserveren voor de kosten voor het aanschaffen en leggen van vloerbedekking. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de vloerbedekking niet aangeschaft zou kunnen worden door middel van gespreide betaling achteraf.
9.4.
Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is, gezien het voorgaande, ongegrond.

Conclusie en gevolgen

10. Beide beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna de Raad) van 5 augustus 2025, ECLI:NL:2025:1210.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1881.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 30 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1475.