ECLI:NL:RBROT:2025:13639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 2331
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor schuld bij zorgverzekeraar op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag om bijzondere bijstand had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd voor een schuld bij een zorgverzekeraar, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Participatiewet (Pw). De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen recht op bijstand bestaat voor de aflossing van een schuldenlast, en dat de door eiseres aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om deze afwijzing te weerleggen. Eiseres ontving sinds 22 december 2023 een bijstandsuitkering en had op 30 mei 2024 haar aanvraag ingediend, maar het college verklaarde het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond. Tijdens de zitting op 15 juli 2025 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. Eiseres heeft afgezien van de mogelijkheid om over te stappen naar een VGZ Rotterdampakket, wat ook een voorwaarde was voor het verkrijgen van bijzondere bijstand. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand en er geen sprake is van zeer dringende redenen die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. El Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Samenvatting

Het college heeft een aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor een schuld bij een zorgverzekeraar afgewezen, omdat geen recht op bijstand bestaat voor gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast. De rechtbank komt tot de conclusie dat wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd, niet slaagt. Het beroep is ongegrond.

Procesverloop

1. Met het besluit van 16 september 2024 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor een schuld bij een zorgverzekeraar afgewezen.
1.1.
Met het besluit van 29 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven naar de mogelijkheid om over te stappen naar een zogenaamd Volksgezondheidszorg (VGZ) Rotterdampakket. Bij e-mail van 26 september 2025 heeft eiseres afgezien van deze mogelijkheid. Nadat partijen toestemming hebben verleend om de zaak zonder nadere zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres ontvangt vanaf 22 december 2023 een bijstandsuitkering op grond van de Pw. Op 30 mei 2024 heeft eiseres een aanvraag om bijzondere bijstand voor een schuld bij een zorgverzekeraar ingediend. Bij de aanvraag is een e-mail meegestuurd van de deurwaarder waarbij wordt gedreigd met beslaglegging. Met het primaire besluit is de aanvraag afgewezen.
2.1.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw, bestaat geen recht op bijstand voor gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast. Artikel 49 van de Pw maakt hierop weliswaar een uitzondering mogelijk, maar aan de daaraan gestelde voorwaarden wordt niet voldaan.

Het wettelijk kader

3. De voor deze uitspraak relevante wetten en regels zijn te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.

Het beroep van eiseres

4. Eiseres voert aan dat het college haar op grond van artikel 35 van de Pw in samenhang met artikel 8.6, tiende en elfde lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (de Beleidsregels) bijzondere bijstand voor de schuld bij de zorgverzekeraar had moeten verstrekken. Eiseres meent dat aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, aangezien de kosten zich voordoen en deze kosten noodzakelijk zijn. Verder doet eiseres een beroep op dringende redenen omdat zij zich in een lastige financiële situatie bevindt. Verder maakt het college in zijn Beleidsregels een verboden onderscheid tussen personen die al over een zorgverzekering bij VGZ beschikken en personen die nog niet over een zorgverzekering bij VGZ beschikken. Ten slotte doet eiseres nog een beroep op het evenredigheidsbeginsel.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Pw heeft afgewezen. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden.
Bijstand voor aflossing schuld?
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 35 van de Pw bijzondere bijstand kan worden verleend voor de aflossing van een schuld. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw kan geen bijstand worden verleend voor het aflossen van een schuld. Het gaat om een dwingende bepaling uit een wet in formele zin.
6.1.
Een uitzondering op deze regel is te vinden in artikel 49, aanhef en onder b, van de Pw. Als zeer dringende redenen bestaan, kan in voorkomende gevallen wel bijzondere bijstand worden verleend ter aflossing van een schuld. Van zeer dringende redenen is alleen sprake als de behoeftige omstandigheden van een betrokkene op geen andere wijze te verhelpen zijn dan door bijstandsverlening, zodat die bijstandsverlening volstrekt onvermijdelijk is. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat een betrokkene schulden heeft die hem of haar bedreigen in de voorziening in het bestaan, bijvoorbeeld als daardoor huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit dreigt. [1] Hiervan is bij eiseres niet gebleken. Dat de schuld drukt op de financiële situatie en dat de schuld eiseres stress bezorgt, is begrijpelijk. In het bericht van de deurwaarder staat echter ook dat de schuld niet ineens betaald hoeft te worden. Eiseres kan contact opnemen om te bekijken of een regeling mogelijk is. Dat eiseres een inkomen uit een bijstandsuitkering heeft en dat de kosten van levensonderhoud duurder zijn geworden, vormen ook geen dringende redenen om over te gaan tot het verlenen van bijzondere bijstand voor de gevraagde kosten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Verboden onderscheid in de Beleidsregels?
7. Eiseres heeft naar voren gebracht dat het college een verboden onderscheid maakt in de Beleidsregels. Op grond van artikel 8.6, tiende lid, van de Beleidsregels verleent het college eenmalig bijzondere bijstand ter aflossing van een betalingsachterstand aan een zorgverzekeraar voor zover dit noodzakelijk is voor de acceptatie van de aanvrager voor het VGZ Rotterdampakket. Omdat eiseres heeft besloten af te zien van de mogelijkheid om over te stappen naar het VGZ Rotterdampakket, voldoet zij niet aan de voorwaarden voor eenmalige bijzondere bijstand op grond van de Beleidsregels. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het niet om een verboden onderscheid. De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om zogenaamd tegenwettelijk beleid. Dit is beleid dat in strijd is met een wettelijk voorschrift. [2] Iemand kan immers, ondanks dat hij volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw is uitgesloten van bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld op grond van artikel 8.6 van de Beleidsregels onder voorwaarden alsnog bijzondere bijstand krijgen. Tegenwettelijk beleid wordt niet getoetst op rechtmatigheid, maar wordt als een gegeven aanvaard. Wel kan de rechtbank beoordelen of het college dit beleid consistent heeft toegepast. Niet gebleken is dat dit niet het geval is. Daarnaast overweegt de rechtbank dat geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De verlening van bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 8.6, tiende lid, van de Beleidsregels is bedoeld om personen toegang te verlenen tot het zogenaamde VGZ Rotterdampakket. Het VGZ Rotterdampakket is een zorgverzekering speciaal gericht op mensen met een laag inkomen om voor hen de zorg toegankelijk te maken. Eiseres heeft afgezien van de mogelijkheid om over te stappen naar een VGZ Rotterdampakket. De voorwaarden voor toelating tot het VGZ Rotterdampakket zijn voor een ieder gelijk. Nu eiseres van deze mogelijkheid heeft afgezien voldoet zij niet aan de voorwaarden van het tegenwettelijk beleid.
Evenredigheidsbeginsel
8. Gezien het verplichtende karakter van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pw bestaat in beginsel geen ruimte voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Dit is alleen anders als sprake is van omstandigheden die de wetgever niet heeft voorzien. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake is. De wetgever heeft juist bedoeld om geen bijstand te verlenen ter aflossing van schulden. Tegenwettelijk beleid wordt niet getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden die in de Beleidsregels worden gesteld om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen. Uit hetgeen eiseres aanvoert volgt niet dat het college de Beleidsregels onjuist of inconsistent heeft toegepast.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Relevante wet- en regelgeving

Participatiewet

Artikel 35 Individuele en categoriale bijzondere bijstand
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
(…)
Artikel 49. Schuldenlast
In afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel g, kan het college bijzondere bijstand verlenen:
a. in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door een:
1°. gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht;
2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, indien de gemeente niet is aangesloten bij een gemeentelijke kredietbank dan wel daarmee geen relatie onderhoudt;
indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt.

Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2024

Artikel 8.6 Schulden
(…)
10. Het college kan eenmalig aan een belanghebbende bijzondere bijstand verlenen voor een betalingsachterstand bij de zorgverzekeraar, voor zover dit noodzakelijk is voor de acceptatie van de aanvrager voor het VGZ Rotterdampakket. Het tweede tot en met vierde lid zijn hierop niet van toepassing.
11. De bijzondere bijstand in dit artikel wordt als lening verstrekt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2198 en ECLI:NL:CRVB:2021:2290 en de uitspraak van de Raad van 2 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1033.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 15 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:700.