In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een verzoekster en de Dienst Toeslagen. De zaak betreft een verzoek tot veroordeling van de Dienst Toeslagen in de proceskosten na een compensatie die aan de verzoekster is toegekend op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen had eerder vastgesteld dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor een herstelmaatregel, maar heeft later, na een integrale beoordeling, compensatie toegekend van € 30.000,-. Verzoekster heeft het beroep tegen het eerdere besluit ingetrokken en verzocht om veroordeling van de Dienst Toeslagen in de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen aan verzoekster tegemoet is gekomen, waardoor de proceskostenveroordeling gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 907,- en heeft de Dienst Toeslagen verplicht om het griffierecht van € 51,- te vergoeden. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.P. Ferwerda, in aanwezigheid van griffier W.D.F. Oskam.