3.5.Met het bestreden besluit van 7 september 2023 heeft het CBR bepaald dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft, omdat uit het onderzoek blijkt dat sprake is van alcoholmisbruik zodat eiser niet meer geschikt is om te rijden.
4. Eiser betoogt dat het CBR ten onrechte heeft besloten dat zijn rijbewijs ongeldig verklaard blijft. Hij voert daartoe aan dat bij hem geen sprake is van alcoholmisbruik waardoor de conclusie van de rapportage niet klopt. Hij is zowel lichamelijk als geestelijk gezond en hij zit nooit met alcohol op achter het stuur. Daarnaast heeft de arts bij het onderzoek er geen blijk van gegeven dat hij van mening was dat in het geval van eiser sprake was van alcoholmisbruik.
5. De toepasselijke wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het CBR terecht besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft?
6. Volgens vaste rechtspraakvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag het CBR afgaan op een psychiatrisch rapport, nadat is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. In deze zaak vindt de rechtbank dat het CBR zich op de rapportage heeft mogen baseren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. De psychiater en de arts hebben eiser onderzocht en vragen gesteld over het gebruik van alcohol (hoeveelheid en frequentie/drinkvermogen). De rechtbank ziet geen aanwijzing voor het oordeel dat het onderzoek niet op deze manier heeft mogen plaatsvinden of op een andere manier had moeten plaatsvinden. Dat de arts en/of de psychiater er tijdens het onderzoek geen blijk van hebben gegeven dat zij tot de conclusie zouden komen dat in het geval van eiser sprake was van alcoholmisbruik, maakt niet dat aan de zorgvuldigheid van het onderzoek getwijfeld moet worden.
7. De rechtbank ziet ook geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de psychiater dat bij eiser sprake is van alcoholmisbruik. De psychiater en de arts hebben op basis van de hiervoor onder 3.4 vermelde motiveringen tot de conclusie kunnen komen dat sprake is van onder meer tolerantie en onderrapportage. Bij het laboratoriumonderzoek zijn een CDT-waarde van 2.3 en een gamma-GT van 89 vastgesteld, wat een hoge mate van waarschijnlijkheid impliceert dat bij eiser sprake is van recent en overmatig alcoholgebruik. Deze afwijkende bloedwaarden mogen tellen als een aanwijzing voor het bestaan van alcoholproblemen, naast de anamnestische gegevens waar de arts en de psychiater hun conclusie ook op hebben gebaseerd.Het CBR heeft op de zitting toegelicht dat de vermelding van ‘de aanhouding’ in de conclusie van het rapport een verschrijving betreft, aangezien eiser niet is aangehouden. De rechtbank ziet verder niet terug dat de arts en de psychiater per abuis ervan zijn uitgegaan dat eiser is aangehouden. De conclusie is dat het CBR mocht besluiten dat het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard bleef.
8. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het CBR op de zitting heeft aangegeven dat wanneer eiser zijn rijbewijs weer terug wilt, hij bij het CBR een nieuwe gezondheidsverklaring kan indienen. Waarschijnlijk wordt eiser dan weer verwezen naar een psychiater voor onderzoek, waarna een verdere evaluatie van de geldigheid van het rijbewijs plaats kan vinden.
Overschrijding redelijke termijn
9. De rechtbank stelt – ambtshalve – vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is verstreken na afloop van de termijn van zes weken voor het doen van uitspraak.Gelet op vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer mogen duren dan twee jaar.Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. De termijn vangt in beginsel aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt.
10. Het bezwaarschrift van eiser is door het college ontvangen op 9 augustus 2023. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan de hiervoor bedoelde termijn van twee jaar is overschreden met bijna één maand. De hoogte van de schadevergoeding is € 500,- per half jaar, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Het bestreden besluit is door het CBR binnen zes maanden bekend gemaakt op 7 september 2023. De overschrijding van de redelijke termijn is dus in zijn geheel toe te rekenen aan de Staat. Dit betekent dat de Staat een schadevergoeding van € 500,- aan eiser moet betalen.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft. Eiser heeft wel recht op een schadevergoeding van € 500,- omdat de procedure te lang heeft geduurd. Er bestaat geen aanleiding om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.