In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Foodservice & Groothandel in Levensmiddelen. De eiseres, een bedrijf dat zich bezighoudt met het leveren van proviand en accijnsgoederen aan (zee)schepen, is door het Pensioenfonds met terugwerkende kracht verplicht aangesloten, omdat het Pensioenfonds van mening is dat [eiseres] onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbesluiten valt. De eiseres betwist deze verplichtstelling en verzet zich tegen een dwangbevel dat door het Pensioenfonds is opgelegd voor het betalen van pensioenpremies.
De procedure begon met een dagvaarding op 2 januari 2024, gevolgd door een zitting op 6 augustus 2024. Tijdens deze zitting zijn verschillende partijen aanwezig geweest, waaronder de directeur-grootaandeelhouder van [eiseres] en vertegenwoordigers van het Pensioenfonds. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verplichtstellingsbesluiten en de eisen die daarin zijn opgenomen. De rechter concludeert dat [eiseres] voldoet aan de werkingssfeerbepaling van de verplichtstellingsbesluiten en dat zij verplicht is om deel te nemen aan het Pensioenfonds en premies te betalen.
De kantonrechter heeft de eis van [eiseres] om het dwangbevel buiten effect te stellen afgewezen en de eis van het Pensioenfonds grotendeels toegewezen. [eiseres] is veroordeeld tot betaling van € 80.000,- aan pensioenpremies, vermeerderd met handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is [eiseres] verplicht om werknemersgegevens aan het Pensioenfonds te verstrekken, zonder dat hier een dwangsom aan verbonden is. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [eiseres]. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.