Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van het geding (bij prorogatie)
2.De bevoegdheid van het hof en de ontvankelijkheid van de vorderingen
3.De vaststaande feiten
“onderneming uitoefenende de groothandel in levensmiddelen: de onderneming, waarin uitsluitend of in hoofdzaak wordt uitgeoefend: a. het bedrijf van het kopen en verkopen aan wederverkopers van kruidenierswaren (groothandel in kruidenierswaren) in de zin van artikel 2 lid 2*, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Kruidenierswaren, zoals dit besluit luidde op 30 november 1964”.
"Op basis van het door u ingevulde vragenformulier, openbare gegevens en het op 10 september 2013 op bedrijfslocatie uitgevoerde onderzoek stelt Bpf GIL vast dat de onderneming een groothandel in levensmiddelen gericht op de binnen- en buitenhuishoudeliike markt drijft, waarmee een omzet van meer dan 50% wordt
4.De motivering van de beslissing (bij prorogatie)
bemiddelingtussen de detailhandel en de daarvoor in aanmerking komende klanten, zoals instellingen, bedrijfskantines etc. en niet zozeer op de
verkoopvan die producten. Dat zij daarbij een faciliterende rol vervult en verder via haar bestelportaal bijdraagt aan het tot stand komen van de diverse direct individualiserende koopovereenkomsten maakt dat niet anders. Daarmee vertonen de activiteiten van FFS zo weinig kenmerken van een groothandel in de eigenlijke zin als hiervoor onder rov. 4.5 nader geduid dat niet gezegd kan worden dat zij niettemin als zodanig is te beschouwen.