Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
10.2 Voor wie geldt de cao?
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
30 augustus 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra, en de Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra (hierna gezamenlijk aangeduid als de Bouwfondsen) tegen [verweerster] B.V. De Hoge Raad behandelt de uitleg van de werkingssfeerbepaling in het verplichtstellingsbesluit en de cao's, waarbij de gebruikte bewoordingen onduidelijk zijn. De Bouwfondsen vorderen dat [verweerster] onder de werkingssfeer van de bouwregelingen valt, terwijl [verweerster] dit betwist. De kantonrechter heeft de vordering van [verweerster] afgewezen, maar het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en geoordeeld dat [verweerster] niet onder de werkingssfeerbepaling valt. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de onduidelijkheid van de werkingssfeerbepaling voldoende is om te concluderen dat [verweerster] niet onder de bouwregelingen valt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke formulering in werkingssfeerbepalingen en de noodzaak om deze aan de hand van objectieve maatstaven te interpreteren.