Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[veroordeelde] ,
Feiten
Procedure
Bezwaar
Standpunt van de reclassering
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
gegrond;
23 (drieëntwintig);
6 (zes)maanden na heden moet worden voltooid.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de politierechter op 23 augustus 2024 een bezwaarschrift behandeld dat was ingediend door de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 38 uren opgelegd gekregen, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 19 dagen zou worden toegepast. De veroordeelde had echter door miscommunicatie twee afspraken gemist en verzocht om een kans om de resterende taakstraf alsnog te verrichten. De reclassering had gerapporteerd dat de veroordeelde slechts 15 uren van de taakstraf had uitgevoerd en dat de opdracht als onuitvoerbaar was geretourneerd aan justitie.
De officier van justitie steunde het bezwaar van de veroordeelde. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen niet rechtskracht had, omdat de beslissing niet was ondertekend door een bevoegde officier van justitie en er geen dagtekening was. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing niet kon worden vastgesteld als zijnde genomen door een bevoegde autoriteit. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en besloot dat de vervangende hechtenis niet ten uitvoer zou worden gelegd, en dat de veroordeelde de resterende uren van de taakstraf alsnog diende te verrichten binnen een bepaalde termijn.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen door het Openbaar Ministerie bij het opleggen van vervangende hechtenis, en de noodzaak van ondertekening en dagtekening om rechtsgeldigheid te waarborgen.