ECLI:NL:RBOVE:2024:4372

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
96-245860-22, 24-019361
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting van taakstraf in vervangende hechtenis

Op 14 augustus 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift is ingediend tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, maar had deze niet binnen de gestelde termijn uitgevoerd. De officier van justitie had daarop de tenuitvoerlegging van 9 dagen vervangende hechtenis bevolen. Het bezwaarschrift, ingediend door de raadsman mr. drs. C. Verrillo, werd op 4 augustus 2024 ontvangen en behandeld op de zitting van 14 augustus 2024.

De raadsman voerde aan dat de omzettingsbeslissing niet rechtsgeldig was, omdat deze niet was ondertekend door een bevoegde officier van justitie. De politierechter oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, ondanks de gebreken in de omzettingsbeslissing. De rechter stelde vast dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen geen rechtskracht had, omdat de handtekening en datum ontbraken. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de beslissing was genomen door een bevoegde functionaris.

De politierechter verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval dat de vervangende hechtenis niet zou worden tenuitvoergelegd. Tevens werd bepaald dat de veroordeelde de resterende 18 uren taakstraf vóór 1 januari 2025 moest verrichten. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele waarborgen bij beslissingen die vrijheidsbeneming met zich meebrengen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
parketnummer : 96-245860-22
raadkamernummer : 24-019361
Uitspraak van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [woonplaats],
hierna te noemen: de veroordeelde,
bijgestaan door mr. drs. C. Verrillo, advocaat te Denekamp.

1.Het verloop van de procedure

Op 9 juli 2024 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 9 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat veroordeelde de taakstraf niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft verricht. De kennisgeving daarvan is gedateerd 10 juli 2024.
Het bezwaarschrift tegen dat bevel is op 4 augustus 2024 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het bezwaarschrift is namens veroordeelde ingediend door mr. drs. C. Verrillo.
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2024. Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.
De politierechter heeft kennisgenomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken met betrekking tot de strafzaak waarin de taakstraf is opgelegd of ten uitvoer is gelegd en de stukken die betrekking hebben op de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis waartegen het bezwaarschrift is gericht.

2.De standpunten van de veroordeelde, de raadsman en de officier van justitie

Standpunt veroordeelde en zijn raadsman

De veroordeelde heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De raadsman heeft het bezwaarschrift van veroordeelde in raadkamer -zakelijk weergegeven- als volgt nader toegelicht. De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat er sprake is van een formeel gebrek nu in de omzettingsbeslissing de naam dan wel de handtekening van de officier van justitie ontbreekt. Dit is gelet op artikel 126 lid 3 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie wel een vereiste. Subsidiair is het standpunt van de raadsman dat het bezwaarschrift gegrond dient worden verklaard en dat aan veroordeelde de kans moet worden geboden om de niet gewerkte uren aan taakstraf alsnog te verrichten. Veroordeelde stelt dat de reclassering ten onrechte de taakstraf als mislukt retour heeft gezonden. Hij stelt dan ook dat hij nog een kans verdient om het restant van zijn taakstraf te verrichten. Bij de uitvoering van zijn taakstraf ([bedrijf]) is veroordeelde op enig moment van zijn plek gegaan, waarop volgens veroordeelde iemand zijn stem tegen hem heeft verheven en iemand anders tegen hem gezegd zou hebben dat hij naar huis moest gaan. Dat heeft veroordeelde toen maar gedaan. Later kreeg veroordeelde te horen dat de taakstraf retour zou worden gezonden. Veroordeelde heeft sturing nodig. Hij vindt dan ook dat hij niet volledig schuld heeft aan de ontstane situatie, maar dat het een (ongelukkige) samenloop van omstandigheden is. Veroordeelde is bereid om de resterende uren taakstraf alsnog te verrichten en verzoekt om een kans.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard dient te worden.

3.De ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. De politierechter stelt vast dat het ook overigens ontvankelijk is. Anders dan de politierechter in de rechtbank Limburg is de politierechter van oordeel dat het bezwaarschrift wel ontvankelijk is nu de veroordeelde en de raadsman ervan mochten uitgaan dat de kennisgeving omzetting betrekking had op een door een bevoegde autoriteit genomen omzettingsbeslissing. Dat er gebreken kleven aan de omzettingsbeslissing vanwege het ontbreken van de naam en handtekening van een officier van justitie en in voorkomende gevallen van een datering van de beslissing - in verband met controle op de naleving van de in art. 6:3:4 Sv genoemde termijn - maakt naar het oordeel van de politierechter niet dat er überhaupt niet gesproken kan worden van een omzettingsbeslissing. Het bezwaarschrift is dan ook ontvankelijk.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de politierechter het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank
Overijssel van 23 januari 2023 op tegenspraak veroordeeld tot onder meer een taakstraf van 80 uren. Daarbij is bepaald dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen. Uit de stukken is gebleken dat veroordeelde de taakstraf niet volledig heeft verricht. In totaal resteert nog 18 uren aan niet verrichte uren taakstraf.
Het bezwaarschrift is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie die strekt tot de omzetting van de resterende uren taakstraf in vervangende hechtenis. Deze beslissing is niet ondertekend en gedagtekend door een (met name te noemen) officier van justitie.
De politierechter heeft kennisgenomen van de uitspraken van de rechtbank Oost-Nederland van 27 februari 2013 (ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3939), de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 23 juli 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:4806) en de rechtbank Overijssel van 7 augustus 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:4220) en overweegt in navolging van deze uitspraken het volgende.
Artikel 126 lid 3 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie bepaalt dat een bevoegdheid van de officier van justitie of advocaat-generaal niet kan worden opgedragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de regeling waarop de bevoegdheid steunt of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De politierechter is van oordeel dat de in artikel 6:3:3 Sv aan het OM toegekende bevoegdheid zich naar haar aard verzet tegen mandatering – voor zover daar al sprake van is. Het betreft immers niet alleen een bevoegdheid die vrijheidsbeneming met zich brengt, maar ook een waarbij aan het OM een discretionaire ruimte wordt gelaten. Dat hieraan de hand moet worden gehouden, volgt ook uit artikel 3 eerste lid onder b van het “Besluit regels landelijk parket en functioneel parket, alsmede ten aanzien van mandateren bevoegdheid officier van justitie”, waarin is bepaald dat de officier van justitie de uitoefening van een bevoegdheid niet kan opdragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de bevoegdheid betrekking heeft op beslissingen tot vrijheidsontneming.
Nu een handtekening van een (met name te noemen) officier van justitie ontbreekt op de genomen beslissing, kan niet worden vastgesteld dat de beslissing is genomen door een daartoe bevoegde functionaris binnen het Openbaar Ministerie. Bovendien ontbreekt een dagtekening, waardoor ook niet kan worden gecontroleerd of de in artikel 6:3:4 Sv genoemde beslissingstermijn in acht is genomen. Het ontbreken van deze essentiële elementen lijkt het gevolg te zijn van een kennelijk nieuwe werkwijze van het Openbaar Ministerie, waarbij ondertekening van de beslissing tot omzetting door een officier van justitie of advocaat-generaal niet meer nodig zou zijn. Daarmee wordt echter aan de rechter de mogelijkheid ontnomen om te controleren of de beslissing tot vrijheidsbeneming tijdig (in het geval dat ook de datering ontbreekt) is genomen door een daartoe bevoegde officier van justitie of advocaat-generaal als bedoeld in artikel 126 Wet op Rechterlijke Organisatie.
Gelet op het voorgaande is de politierechter van oordeel dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen geen rechtskracht heeft. Het bezwaarschrift moet derhalve gegrond worden verklaard, zij het op ambtshalve gronden. De in het bezwaarschrift aangevoerde bezwaren kunnen onbesproken blijven. De politierechter zal bevelen dat de vervangende hechtenis niet zal worden tenuitvoergelegd en dat veroordeelde de nog resterende uren taakstraf alsnog moet verrichten.

5.De beslissing

De politierechter:
  • verklaart het bezwaarschrift
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat deze taakstraf vóór
Deze beslissing is genomen door mr. B.W.M. Hendriks politierechter, in tegenwoordigheid van M.K. Barin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.