Op 7 augustus 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin de veroordeelde bezwaar had gemaakt tegen de omzetting van haar taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde was bij vonnis van 18 november 2022 veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk. Aangezien zij slechts 16 uren van de taakstraf had verricht, was er nog een resterend aantal van 24 uren, dat omgezet zou worden in 12 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie had deze omzetting bevolen, maar het bezwaarschrift was ingediend omdat de beslissing niet was ondertekend door een (met name te noemen) officier van justitie en ook ontbrak een dagtekening.
De politierechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig en ontvankelijk was. Tijdens de zitting is de raadsman van de veroordeelde, mr. M. van Leussen, gehoord, die de gezondheidsproblemen van zijn cliënte aanhaalde als reden voor het niet tijdig uitvoeren van de taakstraf. De officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift, omdat hij de veroordeelde nog een kans wilde bieden om de taakstraf af te ronden.
De politierechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen geen rechtskracht heeft, omdat de noodzakelijke handtekening en dagtekening ontbraken. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de beslissing was genomen door een bevoegde functionaris. De politierechter heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en bevolen dat de vervangende hechtenis niet zal worden tenuitvoergelegd, en dat de veroordeelde de resterende uren taakstraf alsnog moet verrichten.