In deze zaak heeft de politierechter op 23 juli 2024 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf naar vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 30 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie had op 3 juni 2024 kennis gegeven van de beslissing om de vervangende hechtenis toe te passen, maar deze kennisgeving was niet ondertekend door een bevoegde officier van justitie.
De politierechter oordeelde dat een ondertekende en gedateerde beslissing van de officier van justitie noodzakelijk is voor de rechtsgeldigheid van de omzetting. De politierechter stelde vast dat de kennisgeving aan de veroordeelde onterecht was, omdat er geen verifieerbare beslissing was genomen door een officier van justitie. Hierdoor was er geen rechtsgeldige basis voor de omzetting van de taakstraf naar vervangende hechtenis.
De veroordeelde had bezwaar aangetekend tegen de kennisgeving, maar de politierechter verklaarde de veroordeelde niet-ontvankelijk in het bezwaar, omdat er geen rechtsgeldige beslissing aan de kennisgeving ten grondslag lag. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedure en de noodzaak van ondertekening en dagtekening van beslissingen die vrijheidsontneming met zich meebrengen.