2.1.Aan het bestreden besluit ligt alleen de mededeling van de politie aan het CBR ten grondslag. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Aan de overzijde zag ik dat het betrokken voertuig met 2 wielen op het trottoir geparkeerd. Ik zag onder andere de latere bestuurder bij het voertuig staan en nadat ik even een blik had geworpen zag ik dat bestuurder in stapte en weg reed. Ik zag dat betrokkene voordat hij weg reed geen signaal gaf met zijn richtingaanwijzer. Ik zag dat betrokkene mij passeerde en dat hij als bestuurder het op dat moment noodzakelijk vond om tijdens het wegrijden en het passeren zijn claxon langere tijd te gebruiken. Zonder dat hier enige roodzaak toe was. Er waren geen andere personen en of voertuigen waardoor er gevaar was ontstaan en het gebruik van een alarmsignaal gerechtvaardigd was. Ik zag dat betrokkene vanaf de Marnixstraat vervolgens rechtsaf het Lettersnijderpad op reed en voorafgaande aan het afslaan geen richting aangaf. Omdat ik het kenteken niet goed had kunnen lezen ben ik op mijn fiets gestapt en naar de Crooswijkseweg gefietst. Ik sloeg linksaf de Crooswijkseweg op en zag dat betrokkene vanaf de Hendrikstraat rechtsaf de Crooswijkseweg op reed en in mijn richting kwam rijden. Omdat ik het kenteken goed wilde lezen ging ik dichter langs de tegemoetkomende voertuigen rijden, met tussen mij in zeker 1 tot 2 meter ruimte. Ik passeerde meerdere personenauto's. Ik naderde vervolgens het betrokken voertuig en ik zag en hoorde dat betrokkene nogmaals zijn claxon gebruikte zonder dat dit noodzakelijk was om acuut gevaar af te wenden. Ter controle van de regels gesteld krachtens en bij de Wegenverkeerswet 1994 gaf ik betrokkene een volgteken waaraan hij voldeed. Nadat betrokkene zijn personenauto op de Marnixstraat tot stilstand had gebracht overhandigde betrokkene zijn rijbewijs niet op 1e vordering en moest werd deze vervolgens pas na meerdere vorderingen door een andere persoon gehaald en overhandigd.”
Eiser heeft twee boetes heeft gekregen, één voor onnodig claxonneren en één voor het niet direct tonen van zijn rijbewijs.
3. Eiser betoogt dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de stukken van politie omdat hij deze uitdrukkelijk betwist. Ten onrechte zijn de door hem ingebrachte getuigenverklaringen niet of onvoldoende, althans niet op kenbare wijze meegewogen in de herbeoordeling door verweerder. Eiser stelt dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Gelet op de verklaringen van eiser en de getuigenverklaringen had verweerder op zijn minst een nader onderzoek moeten verrichten.
Eiser stelt dat niet is voldaan aan het criterium van duidelijk gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met essentiële verkeersregels en verkeerstekens. Over de feitelijke toedracht heeft eiser verklaard dat de auto op de stoep stond en dat de eigenaar hem had gevraagd de auto in de buurt weg te zetten. Met het oog daarop reed hij even een blokje om. Eiser ontkent geen richting aan te hebben gegeven en stelt alleen te hebben geclaxonneerd toen de tegemoetkomende fietser te veel aan zijn kant kwam. Eiser heeft op de zitting verklaard zich altijd voorbeeldig te gedragen in het verkeer en in de 10 jaar dat hij zijn rijbewijs heeft nog nooit een boete te hebben gehad. Eiser heeft op de zitting verder verklaard dat hij de cursus betaald en gevolgd heeft, maar dat de cursus absoluut niet passend was, omdat die gericht was op zogenaamde ‘verkeershufters’. Bij de plaatsing voor de cursus zou, gelet op de eiser verweten gedragingen, ook gezegd zijn dat er voor hem geen passende cursus was.
Aan eiser zijn twee boetes opgelegd, waartegen eiser rechtsmiddelen heeft aangewend. In het bestreden besluit wordt ten onrechte uitgegaan van meer verkeersovertredingen dan waarvoor eiser de boetes heeft gekregen. Tot slot stelt eiser stelt zich op het standpunt dat de opgelegde maatregel onevenredig is, mede gelet op het feit dat het om een eenmalige ononderbroken gebeurtenis ging.
Beoordeling door de rechtbank
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Voor het opleggen van een EMG moet er sprake zijn van feiten en omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven. Indien sprake is van een dergelijk vermoeden, dient de politie op grond van artikel 130 Wvw een mededeling aan het CBR uit te brengen. Het CBR bepaalt vervolgens op basis van de gegevens vermeld in de mededeling of de betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht waarvoor volgens de Regeling maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011 een EMG kan worden opgelegd. In de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag is omschreven bij welke gedragingen de oplegging van een EMG volgt. Als gedraging waarvoor dat geldt is genoemd:
“4.Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van:
e) het gebruik van lichten en het geven signalen.”
5. Het CBR mag in beginsel mag afgaan op de informatie van de politie zoals vermeld in de mededeling van 13 februari 2023. Dat is vaste rechtspraak. In de mededeling is beschreven wat de verbalisant op 11 februari 2023 heeft waargenomen. Verweerder heeft in de door eiser overgelegde getuigenverklaringen geen aanleiding gezien voor twijfel aan de mededeling van de politie. De rechtbank acht dit voldoende gemotiveerd, nu verweerder erop heeft gewezen dat de getuigenverklaringen later zijn ingebracht en de getuigen komen uit de kring van eiser.
6. Het vorenstaande laat echter onverlet dat eiser duidelijk, gedetailleerd en consequent een andere lezing of duiding van de feiten heeft gegeven. Eiser stelt onder meer slechts één keer geclaxonneerd te hebben op de Crooswijkseweg toen tijdens het passeren van geparkeerde auto’s een fietser geheel onverwacht vanuit de Marnixstraat de linkerbaan van de Crooswijkse weg opreed en te veel aan zijn kant kwam rijden. Daarbij was het een onoverzichtelijke situatie met stilstaande auto’s met waarschuwingslichten aan. Volgens eiser heeft hij geclaxonneerd om een potentieel gevaarlijke situatie voor de fietser af te wenden. Die fietser bleek de verbalisant te zijn. In zoverre komt het in dit opzicht uitgebreide relaas van eiser in belangrijke mate overeen met het op dit punt summiere relaas van de verbalisant, maar geeft de verbalisant een andere duiding aan het claxonneren. Gelet op de door de verbalisant beschreven toedracht en de verklaring van eiser, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat eiser heeft geclaxonneerd om de tegemoetkomende fietser te waarschuwen. De verklaring van de verbalisant is op dit punt summier en verweerder heeft ook in bezwaar geen aanleiding gezien de verbalisant aanvullend te laten rapporteren. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank dat voor dit claxonneren onvoldoende is komen vast te staan dat eiser daarmee duidelijk een gedrag tentoon heeft gespreid dat in strijd is met essentiële verkeersregels en verkeerstekens. Deze gedraging kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet mede aan het opleggen van de EMG ten grondslag worden gelegd.