ECLI:NL:RBROT:2024:8261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/4746, ROT 24/6991 en ROT 24/6992
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een medisch onderzoek en schorsing van het rijbewijs wegens alcoholmisbruik

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.O. de Boer, heeft bezwaar gemaakt tegen de oplegging van een medisch onderzoek naar alcoholgebruik en de schorsing van haar rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De zaak betreft de zaaknummers ROT 24/4746, ROT 24/6991 en ROT 24/6992. Eiseres heeft in januari 2024 een alcoholonderzoek ondergaan, waarbij een ademalcoholgehalte van 900 µg/l werd vastgesteld. Dit leidde tot de schorsing van haar rijbewijs en de verplichting om mee te werken aan een medisch onderzoek. Eiseres heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk en mantelzorgtaken. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat van de ademalcoholanalyse, ondanks het feit dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van haar recht op een tegenonderzoek. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af, waardoor de schorsing van het rijbewijs van eiseres in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/4746, ROT 24/6991 en ROT 24/6992
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.O. de Boer),
en

De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)

(gemachtigde: mr. M.M. Kleijbeuker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de oplegging van een medisch onderzoek en de schorsing en vervolgens ongeldigverklaring van haar rijbewijs door het CBR.
ROT 24/4746 en 24/6992
1.1.
Met het besluit van 3 januari 2024 (het primaire besluit I) heeft het CBR aan eiseres een onderzoek naar haar alcoholgebruik opgelegd en het rijbewijs van eiseres geschorst.
Het CBR heeft vervolgens met het besluit van 16 april 2024 (het bestreden besluit I) het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld (ROT 24/4746). Ook heeft eiseres verzocht om een voorlopige voorziening (ROT 24/6992).
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
ROT 24/6991
1.3.
Met het besluit van 4 april 2024 (het bestreden besluit II) heeft het CBR het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend. Eiseres heeft ook verzocht om een voorlopige voorziening.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft beide verzoeken, gelet op de samenhang van beide verzoeken, gevoegd op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CBR.

Totstandkoming van het primaire besluit I en het bestreden besluit II

2. Met het proces-verbaal van 9 december 2023 heeft de politie aan het CBR medegedeeld dat het vermoeden bestaat dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikt om een motorrijtuig te besturen. Omdat de politie het rijbewijs van eiseres had ingevorderd, dient de politie deze mededeling te doen op grond van artikel 130 Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
2.1
Het vermoeden van de politie is gebaseerd op de volgende in dit proces-verbaal, genummerd [proces-verbaalnummer 1] van 9 december 2023, opgenomen feiten en omstandigheden:
Op zaterdag 9 december 2023 kreeg ik, […] kennis van een verkeersongeval op een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften werd een onderzoek ingesteld. […]
Op zaterdag 9 december 2023 om 03:09 uur heeft de verdachte( [eiseres] )
zich onder leiding van mij, […] onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a, Wegenverkeerswet 1994. […] Er werd gebruik gemaakt van een ademanalyse apparaat […]. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek […]. Aan de verdachte is direct meegedeeld dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van haar adem 900 ug/l bedroeg.
Tevens is meegedeeld dat zij recht heeft op een tegenonderzoek voor eigen kosten. De verdachte heeft hier geen gebruik van gemaakt.
[…]
Het rijbewijs is met een proces-verbaal van invordering, gezonden naar de officier van justitie […].
De verdachte werd schriftelijk een rijverbod opgelegd voor de duur van 11 uren.Dit proces-verbaal dient tevens als mededeling artikel 130 Wegenverkeerswet 1994 […].
2.2
Bij dit proces-verbaal is gevoegd het op ambtseed en op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2023, met nummer [proces-verbaalnummer 2] , waaruit het volgende blijkt:
Op zaterdag 9 december 2023 waren wij verbalisanten in uniform gekleed en dienstdoende in een opvallen dienstvoertuig.Omstreeks 02:20 uur werden wij door het personeel van het operationeel centrum van de politie van de eenheid Rotterdam verzocht om uit te kijken naar een Audi A1, zwart van kleur, met het kenteken [kenteken] . Wij hoorden dat dit voertuig betrokken was bij een zogenoemde verlaten plaats ongeval in het centrum van Rotterdam en mogelijk onder invloed zou zijn van alcohol. […]
Omstreeks 02:30 uur zagen wij de zwarte Audi A1 […] rijden. […] Wij zijn voor de Audi A1 gaan rijden en gaven het voertuig […] een stopteken middels het stoptransparant aan de achterzijde van ons dienstvoertuig. Wij zagen dat de bestuurder van de Audi A1 om ons heen reed en het stopteken niet opvolgde.
Wij zijn vervolgens achter het voertuig aangereden en gaven haar op de Sibeliusweg nogmaals een stopteken waaraan zij voldeed.Ik, verbalisant […], ben naar de bestuurster van de Audi A1 gelopen en sprak de bestuurster van de Audi A1 aan. […] Ik hoorde dat zij met een dubbele tong sprak. Ik vorderde van de bestuurster een geldig rijbewijs. Ik zag dat de vrouw moeite had met het vinden van haar rijbewijs in haar tas en andere spullen in de auto. Ik vroeg hierop of de vrouw uit wilde stappen.Ik, verbalisant […] vorderde de vrouw om mee te werken aan een alcoholcontrole. Ik vorderde haar op zaterdag 9 december 2023 om 02:33 om te blazen op een alcoholselectie apparaat, waaraan zij voldeed. Ik liet verbalisant […] meekijken naar de uitslag van de blaastest. Wij zagen dat de vrouw een F-indicatie blies en wij hebben de vrouw om 02:34 uur aangehouden voor het rijden onder invloed en het verlaten van een plaats ongeval.
Op het politiebureau bleek dat de vrouw volledig bleek te zijn genaamd:[eiseres] […][…]
3. Op 9 december 2023 is eiseres als verdachte gehoord. In het proces-verbaal van verhoor, met nummer [proces-verbaalnummer 3] , is het volgende – voor zover van belang – opgenomen:

Rechtsbijstand aangehouden verdachteAan de verdachte werd meegedeeld dat zij recht heeft op verhoorbijstand van een zelf te betalen advocaat tijdens het verhoor. […] De verdachte verklaarde geen gebruikt te willen maken van verhoorbijstand van een advocaat. […]

Verhoor van verdachte[….]

P2:Hoeveel alcohol heeft u de afgelopen 24 uur gebruikt?
V:“drie glazen wijn”
[…]
P2:Ik heb u de uitslag van de ademanalyse meegedeeld. U heeft recht op een tegenonderzoek door middel van een bloedproef voor eigen kosten. Wilt u hier gebruik van maken?
V:“Ja, ik ben het niet eens met de uitslag van de ademanalyse maar heb geen 95,- euro contant geld bij mij om de arts te betalen. Dat heeft niemand.”[…]
Nadat de verdachte de verklaring had doorgelezen, verklaarde de verdachte niet te volharden in de verklaring en weigerde te ondertekenen. Omdat ik niet juridisch ben bijgestaan.”
4. Op 15 december 2023 is door de politie een volgend proces-verbaal van bevindingen, met nummer [proces-verbaalnummer 4] , opgemaakt. Hierin is het volgende opgenomen:
Op zaterdag 9 december 2023 om 03.09 uur heeft [eiseres] […] zich onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2, onder a, WVW. Het onderzoeksresultaat van de adem van [eiseres] bedroeg 900 ug/l.
[eiseres] is vervolgens gewezen op het recht van een tegenonderzoek voor eigen kosten.
[eiseres] gaf in eerste instantie aan dat zij hiervan gebruik wilde maken.
Ik, verbalisant […] was echter niet bekend op welke wijze er voor dit onderzoek betaald moest worden. Het was mij wel bekend dat er een gedeelte direct betaald moest worden.
Op mijn verzoek heeft de dienstdoende hulpofficier van justitie, […] telefonisch contact opgenomen met de dienstdoende FARR-arts (Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond).
De dienstdoende FARR-arts, […] gaf aan dat er alleen contant betaald kon worden voor een tegenonderzoek (bloedafname).
Later, nadat [eiseres] heen was gezonden, is mij, verbalisant […], bekend geworden dat er op een politiebureau gepind kan worden te betaling voor een tegenonderzoek.”
5. Met het primaire besluit I heeft het CBR aan eiseres de verplichting opgelegd om mee te werken aan een onderzoek naar haar alcoholgebruik en het rijbewijs van eiseres geschorst.
Eiseres is op 27 januari 2024 middels een telefonisch consult onderzocht door een psychodiagnostisch medewerker en op 3 februari 2024 heeft een onderzoek plaatsgevonden door de psychiater, [naam] . Dit tweede onderzoek vond mede plaats ter controle van de bevindingen uit het eerste deel van het onderzoek.
De psychiater komt in zijn rapport, opgemaakt op 8 maart 2024, op basis van een aantal uit het onderzoek naar voren gekomen afwijkende bevindingen tot de conclusie dat de psychiatrische diagnose ‘alcoholmisbruik in de zin der wet’ kan worden gesteld. Aangezien eiseres heeft aangegeven het gebruik van alcohol sinds 9 december 2023 te hebben gereduceerd en het laboratoriumonderzoek geen aanwijzingen liet zien voor alcoholmisbruik, lijkt het aannemelijk dat eiseres vanaf deze datum met het alcoholmisbruik is gestopt.
Naar aanleiding van dit rapport heeft het CBR het primaire besluit II genomen en is het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard.
6. Het ingestelde bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I is ongegrond verklaard met het bestreden besluit I. Het CBR ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het onderzoeksresultaat van de ademalcoholanalyse.
Dat er geen tegenonderzoek is verricht, biedt geen grond voor het oordeel dat het CBR het onderzoeksresultaat van de ademalcoholanalyse niet aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen, aldus het CBR.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het verzoek
7. Eiseres is het niet eens met de oplegging van het onderzoek naar haar alcoholgebruik, de schorsing van haar rijbewijs en de ongeldigverklaring van haar rijbewijs. Eiseres wil met het verzoek bereiken dat de werking van het primaire besluit I wordt geschorst zolang de beroepsprocedure nog loopt. Hierdoor zal de geldigheid van het rijbewijs (tijdelijk) niet meer geschorst zijn. Daarnaast wil zij bereiken dat primaire besluit II wordt geschorst, zolang de bezwaarprocedure nog loopt, zodat het rijbewijs van eiseres weer geldig is. Ook verzoekt eiseres de voorzieningenrechter om het verzoek om een voorlopige voorziening en de beroepsprocedure kort te sluiten.
Het CBR heeft ter zitting geen bezwaar gemaakt tegen dit laatste verzoek van eiseres, omdat beide procedures nauw verbonden zijn met elkaar.
Heeft eiseres een spoedeisend belang?
8.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8.2.
Eiseres stelt dat zij haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk. Vanaf het moment dat het CBR de geldigheid van haar rijbewijs heeft geschorst, heeft eiseres haar werkzaamheden voor zich uit geschoven en middels beeldbellen het één en ander kunnen oplossen, maar dit is geen houdbare situatie meer. Zij kan haar werk niet langer naar behoren uitvoeren. Dit heeft zij onderbouwd met een verklaring van haar werkgever. Het is van belang dat zij vanaf september 2024 weer een rijbewijs heeft omdat zij, mede vanwege de komst van een nieuwe bedrijfsarts, haar cliënten in persoon moet ontmoeten. Dit kan niet toereikend met het openbaar vervoer. Daarnaast heeft zij haar rijbewijs nodig om haar mantelzorgtaken voor haar ouders te kunnen uitvoeren en heeft ter toelichting een verklaring overgelegd van haar broer.
Gelet op al deze omstandigheden, neemt de voorzieningenrechter aan dat eiseres een spoedeisend belang heeft.
ROT 24/4746 en 24/6992
Kortsluiten
9. De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Bij die stand van zaken kan zij nu een oordeel geven in de beroepszaak. Door partijen is toestemming verleend om gelijk uitspraak te doen in beroep. Zij ziet daarom aanleiding om een inhoudelijk oordeel te geven over het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep. Dit kan op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond
10. De voorzieningenrechter beoordeelt of het CBR terecht aan eiseres een onderzoek naar haar alcoholgebruik heeft opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs heeft geschorst. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiseres
13. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het CBR geen onderzoek naar haar alcoholgebruik heeft mogen opleggen en het rijbewijs niet heeft mogen schorsen.
Het CBR had het resultaat van de ademalcoholanalyse namelijk niet ten grondslag mogen leggen aan de besluitvorming. Het recht op tegenonderzoek is eiseres namelijk ontnomen en dit levert een schending van een strikte waarborg op, aldus de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:92). Eiseres wijst er op dat de officier van justitie in de strafzaak die over de gebeurtenissen van 9 december 2023 heeft gediend, dit ook inzag en de tenlastelegging heeft gewijzigd, in die zin dat aan haar niet langer de overtreding van artikel 8, tweede en derde lid, van de WVW is tegengeworpen. De politierechter heeft eiseres vervolgens veroordeeld voor een overtreding van artikel 8, eerste lid van de WVW en niet voor een overtreding van artikel 8, tweede en derde lid van de WVW. De politierechter heeft het resultaat van de ademalcoholanalyse van 900 µg/l dus niet bewezen geacht.
Het CBR gaat, door te stellen dat er geen aanleiding bestaat om aan het vastgestelde ademalcoholgehalte te twijfelen en dat zij de uitslag van de ademanalyse ten grondslag mag leggen aan de besluitvorming, voorbij aan wat de wetgever heeft bedoeld in de WVW en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
Waarom verklaart de voorzieningenrechter het beroep ongegrond?
14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het CBR aan eiseres een onderzoek naar haar alcoholgebruik heeft mogen opleggen en haar rijbewijs heeft mogen schorsen.
De voorzieningenrechter vindt daarbij het volgende van belang.
Het uitgangspunt van de mededelingenprocedure van artikel 130 van de WVW is dat de politie een mededeling doet aan het CBR bij een vermoeden van ongeschiktheid om te rijden. Ten aanzien van eiseres ligt aan deze mededeling ten grondslag dat het resultaat van de ademalcoholanalyse van de adem van eiseres 900 ug/l bedroeg.
Na het onderzoek naar het ademalcoholgehalte heeft de politie eiseres gewezen op de mogelijkheid tot het doen van een tegenonderzoek. Niet in geschil is dat eiseres het niet eens was met de uitslag van de ademalcoholanalyse en om een tegenonderzoek heeft verzocht. Dit tegenonderzoek heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden, omdat eiseres geen contant geld bij zich had en haar – naar later is gebleken, abusievelijk – werd verteld dat zij niet op het politiebureau kon pinnen.
De omstandigheid dat er geen tegenonderzoek heeft plaatsgevonden, betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat er geen sprake meer zou zijn van een onderzoek naar het ademalcoholgehalte of dat niet meer van de juistheid van het geconstateerde alcoholgehalte zou kunnen worden uitgegaan. Uit de feiten en omstandigheden blijkt niet dat de ademalcoholanalyse onjuist of anderszins in strijd met de wet- en regelgeving is verricht. Uit hetgeen eiseres heeft gesteld bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan het onderzoeksresultaat van 900 ug/l.
Dat aan eiseres het recht op een tegenonderzoek is ontnomen, zoals door haar wordt gesteld, wordt niet ondersteund door de processen-verbaal van politie. Ook anderszins is gesteld noch gebleken dat eiseres enige moeite heeft gedaan om dit tegenonderzoek mogelijk te maken door de politie te verzoeken elders te pinnen, zodat zij het tegenonderzoek contant zou kunnen betalen. Nu zij hiertoe geen enkele inspanning heeft gedaan, dient het niet hebben kunnen plaatsvinden van een tegenonderzoek voor haar rekening en risico te blijven.
Het resultaat van de ademalcoholanalyse van 900 ug/l maakt dat sprake is van een vermoeden als bedoeld in artikel 130 WVW.
Gelet hierop kon bij de politie het vermoeden ontstaan van rijongeschiktheid op grond waarvan de politie het rijbewijs van eiseres heeft ingevorderd en vervolgens een melding heeft gemaakt bij het CBR van een vermoeden van ongeschiktheid om te kunnen rijden.
14.1.
De voorzieningenrechter acht het vervolgens, gelet op de uitslag van de ademalcoholanalyse, aannemelijk dat bij eiseres een ademalcoholgehalte is geconstateerd boven de 785 µg/l in de zin van artikel 5, onder j en artikel 23, eerste lid, onder a van de Regeling, waardoor het CBR het onderzoek naar het alcoholgebruik en de schorsing van het rijbewijs mocht opleggen.
Het standpunt van eiseres dat het CBR het onderzoek niet had mogen opleggen, omdat het geconstateerde ademalcoholpercentage van 900 ug/l niet correct is omdat het recht op tegenonderzoek is geschonden, treft – gelet op hetgeen hiervoor onder 14.1. is overwogen –geen doel.
14.2
De bestuursrechtelijke mededelingsprocedure is een op zichzelf staande procedure, die zowel wat betreft het toetsingskader en doel, als ook wat betreft bewijsregels afwijkt van een strafrechtelijke procedure. De uitspraak van de Hoge Raad waar eiseres naar verwijst betreft een uitspraak die is gedaan in een strafrechtelijke procedure. Dat eiseres haar recht op een tegenonderzoek niet heeft kunnen effectueren omdat de dienstdoende politieagent niet op de hoogte was dat er ook gepind kon worden voor het onderzoek, betekent dan ook niet dat er aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat van de ademalcoholanalyse. De voorzieningenrechter betrekt verder bij haar oordeel dat eiseres niet heeft gesteld dat het onderzoek naar het ademalcoholgehalte niet correct zou zijn afgenomen waardoor aan de uitkomst van de test getwijfeld moet worden.
Voor zover de Hoge Raad in de door eiseres aangehaalde uitspraak heeft geoordeeld dat er een verplichting tot een mededeling van het recht op een tegenonderzoek bestaat, stelt de voorzieningenrechter vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de politie aan eiseres heeft medegedeeld dat zij recht heeft op een tegenonderzoek. Dat eiseres niet van dit recht gebruik heeft kunnen maken, omdat zij geen contant geld bij zich had en de politie haar niet de mogelijkheid heeft geboden om te pinnen, maakt het vorenstaande niet anders.
Zoals hiervoor is overwogen (onder rov. 14) dient het niet hebben kunnen plaatsvinden van het tegenonderzoek voor haar rekening en risico te blijven.
De uitspraken waar eiseres tijdens de zitting verder naar heeft verwezen, werpen evenmin een ander licht op de zaak, gelet op het van het strafrecht verschillende bestuursrechtelijke toetsingskader.
ROT 24/6991
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van eiseres (hierna: verzoekster) in deze zaak af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Standpunt verzoekster
16. Verzoekster stelt – samengevat – dat het CBR ten onrechte haar rijbewijs ongeldig heeft verklaard. Verzoekster betwist de bevindingen van de psychiater en stelt dat er geen sprake is van alcoholmisbruik. Het rapport van de psychiater is onvoldoende concludent.
De psychiater heeft namelijk elke conclusie in zijn rapport gebaseerd op de uitslag van de ademalcoholanalyse van 900 µg/l. Verzoekster betwist deze uitslag en heeft verzocht om een tegenonderzoek. Nu haar het recht op tegenonderzoek is ontnomen, is sprake van schending van een strikte waarborg. Het CBR had de uitslag van de ademalcoholanalyse daarom niet mogen meenemen in de besluitvorming. In het verlengde daarvan stelt verzoekster zich op het standpunt dat de psychiater het rapport ten onrechte heeft gebaseerd op een verkeerd ademalcoholgehalte en eveneens ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er bij verzoekster sprake is van tolerantie en onderrapportage van het normale alcoholgebruik en zodoende ten onrechte de diagnose ‘alcoholmisbruik in de zin der wet’ heeft vastgesteld.
Wat zijn de toepasselijke regels?
17. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] mag het CBR afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het CBR de rapportage van de psychiater aan het primaire besluit II ten grondslag mocht leggen. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor het oordeel dat het rapport onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, of onvoldoende concludent is. Zoals de voorzieningenrechter in de bespreking van de zaak ROT 24/4746 heeft bepaald, mocht het CBR uitgaan van de uitslag van de ademalcoholanalyse. Hieruit volgt dat ook de psychiater de uitslag van de ademalcoholanalyse aan de rapportage ten grondslag heeft mogen leggen.
19. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de psychiater dat bij verzoekster sprake is van alcoholmisbruik in de zin der wet.
De psychiater wijst in dit verband onder andere op de bevinding dat er sprake is van een verhoogde tolerantie voor alcohol nu verzoekster bij een promillage van 2,0 of meer sterke effecten van alcohol zou moeten voelen, terwijl zij stelt dat zij zich bij de aanhouding niet dronken heeft gevoeld. Ook acht de psychiater aannemelijk dat er sprake is van onderrapportage van het normale alcoholgebruik door verzoekster.
Verder betrekt de voorzieningenrechter bij haar oordeel dat er meerdere aanwijzingen zijn die de diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet ondersteunen. [2] Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat verzoekster met dubbele tong sprak en moeite had met het vinden van haar rijbewijs. Ook blijkt uit het dossier dat verzoekster verschillende verklaringen heeft gegeven voor de hoeveelheid alcohol die zij op de betreffende avond heeft gedronken.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het CBR het rapport van de psychiater aan het ongeldig verklaren van het rijbewijs van eiseres ten grondslag mocht leggen. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de redenering of het aansluiten van conclusies daarop naar voren gebracht. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de aanwijzingen voor verhoogde tolerantie en onderrapportage de dragende overwegingen vormen voor de diagnose. Dit betekent dat het CBR uit mocht gaan van de diagnose ‘alcoholmisbruik in de zin der wet’ en dat het CBR het rijbewijs van eiseres ongeldig heeft mogen verklaren.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep in de zaak ROT 24/4746 is ongegrond. Dat betekent dat verzoekster (eiseres) een onderzoek naar haar alcoholgebruik moest ondergaan en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst mocht worden. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om in de zaak ROT 24/6992 een voorlopige voorziening te treffen.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak ROT 24/6991 af. Dit betekent dat het rijbewijs van verzoekster ongeldig blijft.
19. Omdat de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaart en de verzoeken om voorlopige voorziening afwijst, krijgt verzoekster het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep (ROT 24/4746) ongegrond;
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening (ROT 24/6991 en ROT 24/6992) af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2024.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorzieningen staat geen hoger beroep open.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 8
1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht.
2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel […]
3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel […]
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen
een vermoedenbestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
ademalcoholgehalte: alcoholgehalte dat wrodt geconstateerd tijdens een onderzoek
als bedoeld in artikel 8 tweede lid, onderdeel a, of derde lid, onderdeel a, van de
wet;
[….]
Artikel 5
Een vordering tot overgifte van het rijbewijs, bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de wet geschiedt in de volgende gevallen:
[…]
j. bij betrokkene wordt als bestuurder van een motorrijtuig een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰;
Artikel 6
In de gevallen, bedoeld in artikel 5, schorst het CBR overeenkomstig artikel 131, tweede lid, onderdeel a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, tenzij een educatieve maatregel als bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt opgelegd of het CBR op grond van artikel 23, vierde of vijfde lid, afziet van het opleggen van een onderzoek.
Artikel 23
1. Het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien:
a. bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰;
[…]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3489 (r.o, 6.2).
2.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1339 en van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484.