ECLI:NL:RBROT:2024:7927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/6643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot bijzondere bijstand voor meerkosten elektriciteit in verband met medische hulpmiddelen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die afhankelijk is van medische apparaten en leeft op bijstandsniveau, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand van € 231,00 per jaar voor de jaren 2022 en 2023, specifiek voor de meerkosten van elektriciteit die voortvloeien uit het gebruik van haar medische hulpmiddelen. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten voor elektriciteit als normaal gebruik moeten worden beschouwd en dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat omdat er voorliggende voorzieningen zijn op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. Zij oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank stelde vast dat eiseres door het gebruik van zes medische apparaten substantieel hogere elektriciteitskosten maakt dan andere mensen op het sociale minimum. De rechtbank concludeerde dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres, waardoor de strikte toepassing van artikel 15 van de Participatiewet (Pw) in dit geval niet gerechtvaardigd was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Wijling),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Duinhouwer).

Inleiding

1. Met het besluit van 7 maart 2023 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand van € 231,00 per jaar voor de jaren 2022 en 2023 voor meerkosten elektriciteit voor de scootmobiel, E-motionwielen, apneuapparaat, luchtwisselmatras, sta-op-stoel en de triple-stoel afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 14 september 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Verweerder heeft met een verweerschrift gereageerd op het beroep.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de jaren 2022 en 2023 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2.1.
Het bezwaar van eiseres is met het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de aanschaf van de triple-stoel, de sta-op-stoel, het luchtwisselmatras en het apneuapparaat vergoed worden op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de scootmobiel en de E-motionwielen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De (extra) elektrakosten die met het gebruik van deze hulpmiddelen gepaard gaan, zijn inherent en onlosmakelijk verbonden aan het gebruik van het hulpmiddel. Zij dienen daarom op basis van de Zvw (jo. artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering) en de Wmo aangemerkt te worden als normale gebruiks-, dan wel bestaanskosten die voor eigen rekening komen. De kosten vallen onder het bereik van zowel de Zvw als de Wmo. Als gevolg daarvan geldt voor alle hulpmiddelen en de daarmee samenhangende elektrakosten dat de Zvw, dan wel de WMO, een toereikende en passende voorliggende voorziening is. Op grond van artikel 15 van de Participatiewet (Pw) bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand, aldus verweerder.

Beroep van eiseres

3. Eiseres heeft erkend dat kosten van elektra in algemene zin kosten betreffen die als algemeen gebruikelijk moeten worden gekwalificeerd; het gaat eiseres om de meerkosten. Eiseres maakt in vergelijking tot andere personen meer kosten, nu zij noodgedwongen gebruik maakt van een veelheid aan apparatuur in verband met haar klachten. Eiseres betwist dat elektrakosten verbonden aan hulpmiddelen binnen de Wmo als algemeen gebruikelijk worden gezien. De wettelijke grondslag ontbreekt hiervoor. In een eerdere procedure bij deze rechtbank hierover heeft de rechtbank verwezen naar verweerders beleid, terwijl er een wettelijke grondslag voor moet zijn. [1] Ook voor de Zvw geldt dat er geen wettelijke grondslag is om de kosten van elektra als algemeen gebruikelijke kosten te kwalificeren. De wetgever heeft hierover niets in de wetstekst of de Memorie van Toelichting (MvT) opgenomen. Eiseres heeft eveneens een beroep op het evenredigheidsbeginsel gedaan.

Relevante wet- en regelgeving

4. De voor deze uitspraak van belang zijnde wetten en regels zijn de volgende.
4.1.
Op grond van artikel 5, aanhef en onder e, van de Pw wordt in de Pw en de daarop berustende bepalingen onder voorliggende voorziening verstaan: elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.
4.2.
Op grond van artikel 15 van de Pw bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.3.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van verweerder niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.4.
Op grond van artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering (het Besluit) komen de kosten van normaal gebruik van hulpmiddelen, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald, voor rekening van de verzekerde.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de Zvw als de Wmo als voorliggende voorziening moeten worden aangemerkt. De kosten van de aanschaf van de triple-stoel, de sta-op-stoel, het luchtwisselmatras en het apneuapparaat zijn vergoed op grond van de Zvw. Eiseres heeft aangevoerd dat de Zvw niet als voorliggende voorziening kan worden aangemerkt. Uit artikel 2.9, tweede lid, van het Besluit volgt dat de kosten van normaal gebruik van hulpmiddelen voor rekening van de verzekerde komen, tenzij dit anders is bepaald. Eiseres heeft erkend dat de kosten voor elektra kosten van normaal gebruik zijn. Uit
(de MvT van) de Zvw en de Nota van Toelichting bij het Besluit blijkt niet dat dit anders is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de Zvw in beginsel een toereikende en passende voorliggende voorziening is voor de kosten van elektra voor het gebruik van de genoemde hulpmiddelen waarvan de aanschaf is vergoed op grond van de Zvw. Dit heeft tot gevolg dat artikel 15, eerste lid, van de Pw in de weg staat de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van elektra voor het gebruik van de genoemde hulpmiddelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.3.
Eiseres heeft naar voren gebracht dat de Wmo niet als voorliggende voorziening voor de kosten van elektra voor het gebruik van de scootmobiel en de E-motionwielen kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de kosten van elektra onlosmakelijk verbonden aan het gebruik van de scootmobiel en de E-motionwielen. Nu die hulpmiddelen zijn verstrekt op grond van de Wmo, kan het niet anders dan dat ook de daarbij behorende kosten van elektra binnen de reikwijdte van de Wmo vallen. Met een maatwerkvoorziening kan verweerder in het kader van de Wmo rekening houden met onlosmakelijk verbonden kosten door deze kosten zelf te dragen of door een financiële tegemoetkoming in deze kosten toe te kennen. [2] Volgens de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 (Beleidsregels) kan verweerder ook bij algemeen gebruikelijke kosten rekening houden met de vraag of de voorziening financieel bereikbaar is voor personen met een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, al dan niet door reservering voor de kosten. [3] Of verweerder de kosten van de elektra op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018 als niet algemeen gebruikelijk of op grond van 1.3 in bijlage 1 bij de Beleidsregels als algemeen gebruikelijk aanmerkt, behoeft de rechtbank in deze procedure niet te beoordelen. Het voorgaande leidt ertoe dat artikel 15, eerste lid, van de Pw in de weg staat aan verlening van bijzondere bijstand voor de elektra kosten. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
2. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij meerkosten heeft door de opeenstapeling van de door haar benodigde hulpmiddelen, oordeelt de rechtbank, dat dit niet eerder kan worden meegewogen dan wanneer de aanvragen getoetst kunnen worden aan artikel 35, eerste lid, van de Pw. Artikel 15, eerste lid, van de Pw staat aan die beoordeling in de weg.
5.5.
Eiseres heeft een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat niet aan de evenredigheid kan worden getoetst omdat het een gebonden besluit is. De wetgever heeft de bijzondere situatie van eiseres (veel extra kosten door inzet van veel apparaten, de hoge energiekosten waarvoor de wetgever de mogelijkheid heeft geboden (categoriaal) bijzondere bijstand voor aan te vragen) niet voorzien. Ook heeft eiseres gesteld dat geen grondslag bestaat voor de afwijzing van de door eiseres gemaakte meerkosten. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat strikte toepassing van artikel 15 van de Pw in het geval van eiseres leidt tot strijd met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 15 van de Pw is weliswaar een dwingende wetsbepaling, maar als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet (ten volle) zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en als die omstandigheden de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven, kan wel worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. [4] De rechtbank is van oordeel dat in het geval van eiseres sprake is van omstandigheden die niet (ten volle) zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en die maken dat artikel 15 van de Pw strijd oplevert met het evenredigheidsbeginsel. Het geval van eiseres is bijzonder en bijzondere gevallen zijn per definitie niet standaard. [5] De rechtbank zal dit toelichten.
5.6.
Als gevolg van haar medische aandoening gebruikt eiseres zes medische apparaten die allen in meer of mindere mate elektriciteit verbruiken. Een logisch gevolg is dat eiseres hierdoor (substantieel) meer kosten maakt dan andere mensen op het sociale minimum zonder medische aandoening. Nu gebleken is dat eiseres geen vergoeding krijgt voor de kosten van elektriciteit voor de medische apparaten die zij heeft verkregen op grond van de Zvw en door eiseres onweersproken is gesteld dat dit ook geldt voor de apparaten die zij op grond van de Wmo heeft verkregen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een bijzondere situatie. De combinatie van het gebruik van zes medische apparaten die elektriciteit gebruiken en waarvoor eiseres, die leeft op het sociale minimumniveau, geen vergoeding ontvangt, is een omstandigheid waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden. De rechtbank acht het niet evenredig dat deze meerkosten voor rekening van eiseres dienen te komen. In het geval van eiseres zijn de meerkosten immers ook uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Hiervoor is nu juist de bijzondere bijstand bedoeld. De rechtbank beziet dit oordeel mede in het licht van de mogelijkheid dat wel bijzondere bijstand kan worden verkregen voor bijvoorbeeld waskosten en warmtekosten als sprake is van een medische indicatie. Kortom, de rechtbank is van oordeel dat het in strijd is met het evenredigheidsbeginsel om eiseres, die leeft op bijstandsniveau, afhankelijk is van medische apparaten die elektriciteit gebruiken, op grond van artikel 15 van de Pw de toegang tot de bijzondere bijstand voor de meerkosten te ontzeggen. Het beroep van eiseres slaagt.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder in het kader van een nieuwe beslissing op bezwaar nadere informatie van eiseres zal moeten verkrijgen over de exacte hoogte van de meerkosten die eiseres maakt. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken na de dag vanaf de verzending van deze uitspraak.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte (proces)kosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en deelgenomen aan de zitting van de rechtbank. De kosten in beroep worden door de rechtbank vastgesteld op € 1.750,-. Ook dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2022 (ROT 22/1533).
2.Vergelijk de uitspraak van rechtbank Gelderland van 18 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1680 en ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 oktober 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2021.
3.Zie onder 1.3 van de Beleidsregels.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772 en ECLI:NL:RVS:2023:852.
5.Zie bijvoorbeeld ook de memorie van toelichting bij de consultatieversie van de Wet versterking waarborgfunctie Awb, p. 11 e.v.