ECLI:NL:RBROT:2024:7485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/674469 / HA ZA 24-183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van voegingsincident in civiele procedure met betrekking tot erfpacht en belangen van betrokken partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 21 augustus 2024 een vonnis gewezen in een voegingsincident. De eiseres in de hoofdzaak, Stichting Andjoegan, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een perceel grond in Suriname heeft gekocht. De gedaagde heeft verzocht om aanhouding van de procedure in afwachting van een Surinaamse rechtszaak, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De eiseres in het voegingsincident, de echtgenote van de gedaagde, heeft verzocht om voeging in de procedure, wat door de rechtbank is toegestaan. De rechtbank oordeelt dat de echtgenote voldoende belang heeft bij de voeging, omdat zij nadelige gevolgen kan ondervinden van een ongunstige uitspraak in de hoofdzaak. De rechtbank heeft ook de proceskosten van het voegingsincident toegewezen aan de Stichting Andjoegan, die deze kosten moet betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord van de eiseres in het voegingsincident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/674469 / HA ZA 24-183
Vonnis in incident van 21 augustus 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING ANDJOEGAN,
gevestigd te Paramaribo, Suriname,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het voegingsincident,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. R. Delgado te Rotterdam,
en
[eiseres],
wonende te Spijkenisse,
eiseres in het voegingsincident,
advocaat mr. R. Delgado te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Stichting Andjoegan, [gedaagde] en [eiseres] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 12 juni 2024 in het bevoegdheidsincident en het incident tot het stellen van proceskostenzekerheid, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de incidentele conclusie tot voeging en conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot voeging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het voegingsincident.

2.Het geschil in het voegingsincident

2.1.
In de incidentele conclusie tot voeging is de incidentele vordering als volgt geformuleerd:

Dat het uw Rechtbank moge behagen om bij uitvoerbaar bij voorraad vonnis:
In het incident
[eiseres] als belanghebbende te voegen in de onderhavige procedure als zijnde echtgenoot van gedaagde en haar toe te laten als mede eiser in reconventie.”
Deze incidentele vordering bevat ook een proces- en nakostenvordering.
2.2.
Stichting Andjoegan voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [gedaagde] en [eiseres] in hun incidentele vordering tot voeging althans tot afwijzing van die vordering, met veroordeling van [gedaagde] en [eiseres] bij uitvoerbaar te verklaren vonnis in de proces- en nakosten van het voegingsincident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In het incidentele vonnis van 12 juni 2024 heeft de rechtbank de incidentele vordering van [gedaagde] tot onbevoegdverklaring door de rechtbank en de incidentele vordering van [gedaagde] tot veroordeling van Stichting Andjoegan tot het stellen van proceskostenzekerheid afgewezen.
3.2.
Deze zaak gaat over de op 23 april 2023 in Spijkenisse gesloten verkoop door Stichting Andjoegan aan [gedaagde] van twee rechten van erfpacht op een perceel (of meerdere percelen) grond in Suriname. Stichting Andjoegan vordert betaling hiervoor van [gedaagde] .
3.3.
De rechtbank ziet geen reden om terug te komen van haar vonnis van 12 juni 2024. Anders dan [gedaagde] aanvoert, berust dit vonnis niet op een kennelijke feitelijke of juridische misslag. Deze rechtbank is dus bevoegd kennis te nemen van de vordering van Stichting Andjoegan.
3.4.
[gedaagde] verzoekt de rechtbank wederom om aanhouding van de onderhavige zaak in afwachting van de uitkomst van de Surinaamse procedure. Zoals de rechtbank al in haar vonnis van 12 juni 2024 heeft geoordeeld, bestaat er voor dat verzoek geen grond (in ieder geval) omdat de procedure in Suriname op een later tijdstip aanhangig is gemaakt dan de onderhavige zaak. Van het bestaan van bijzondere omstandigheden die een aanhouding vereisen is bovendien niet voldoende gebleken.
3.5.
De rechtbank begrijpt de hierboven in 1.1 genoemde incidentele conclusie tot voeging en conclusie van antwoord tevens eis in reconventie als een processtuk dat zowel een conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie namens [gedaagde] bevat als een incidentele vordering namens [eiseres] tot voeging aan de zijde van [gedaagde] . In zoverre voldoet de incidentele conclusie van [eiseres] aan de eisen van artikel 219 Rv. De incidentele vordering is ook tijdig ingesteld (art. 218 Rv). Het lijkt er overigens op dat [eiseres] in haar incidentele conclusie tot voeging ook al meteen heeft willen antwoorden in de hoofdzaak. Helemaal duidelijk is dit allemaal niet. Zie hierover nader onder 3.11.
3.6.
[eiseres] is de echtgenote van [gedaagde] , met wie hij op [datum] in [plaats] in het huwelijk is getreden. Dit volgt uit de overgelegde stukken.
3.7.
Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de partij die voeging vordert, in dit geval [eiseres] , nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt (HR 14 maart 2008,
ECLI:NL:HR:2008:BC6692; HR 6 september 2013,
ECLI:NL:HR:2013:BY5241). In dit geval wenst [eiseres] zich te voegen aan de zijde van haar echtgenoot [gedaagde] . Onder nadelige gevolgen verstaat de Hoge Raad de feitelijke of juridische gevolgen van de toe- of afwijzing van de vordering of het gezag van gewijsde dat de in de procedure gegeven eindbeslissingen kunnen hebben voor degene die voeging vordert (zie bijvoorbeeld HR 11 september 2015,
ECLI:NL:HR:2015:2534; HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1787).
3.8.
Stichting Andjoegan heeft tot zekerheid van haar vordering op 7 februari 2024 ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag gelegd op de woning aan [adres] . Stichting Andjoegan heeft dit beslag gelegd uit hoofde van het door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 5 februari 2024 aan Stichting Andjoegan verleende beslagverlof.
3.9.
Op grond van het in dit voegingsincident gevoerde partijdebat blijkt dat de woning waarop dit beslag is gelegd de echtelijk woning is van [gedaagde] en [eiseres] en dat het beslag op deze woning strekt tot verhaal van schulden van [gedaagde] (zie art. 1:94 lid 7 BW).
3.10.
Indien in deze zaak tegen [gedaagde] een toewijzend vonnis wordt gewezen, kan [eiseres] als mede-eigenaar en bewoonster van deze beslagen echtelijke woning dus nadelige gevolgen ondervinden van dat vonnis. De rechtbank begrijpt de toelichting van [eiseres] aldus dat zij zich ook met het oog op die nadelige gevolgen wenst te voegen aan de zijde van haar echtgenoot. [eiseres] heeft daarom voldoende belang in de hierboven in r.o. 3.7 bedoelde zin bij voeging in deze zaak aan de zijde van [gedaagde] . Een voeging als de onderhavige is in dit geval voor de partijen in de hoofdzaak ook weinig belastend. Dat geldt in ieder geval voor [gedaagde] . Hij stemt bovendien uitdrukkelijk in met de voeging. Voor Stichting Andjoegan levert de voeging een geringe belasting op. In praktisch opzicht zal de voeging de procedure enigszins vertragen, nu [eiseres] de gelegenheid zal krijgen een conclusie van antwoord te nemen (zie hierna onder 3.11). Zij kan daarin (slechts) nadere feiten, argumenten en verweren aanvoeren ten behoeve van [gedaagde] , de partij aan wiens zijde zij zich schaart. Anders dan [eiseres] klaarblijkelijk meent, kan zij als gevoegde partij geen eigen vorderingen instellen (zoals een eis in reconventie). Daarvoor had de weg van tussenkomst bewandeld moeten worden. Dat is niet gebeurd. Of [gedaagde] op de juiste wijze een vordering in reconventie heeft ingesteld, zoals Stichting Andjoegan betwist, is overigens een vraag waarover de rechter in de hoofdzaak zich moet buigen. Niet de rechter die in dit incident oordeelt. Dat geldt ook voor de inhoudelijke beoordeling van de stellingen en argumenten waarop [eiseres] zich als voegende partij klaarblijkelijk wil beroepen.
3.11.
De incidentele vordering van [eiseres] tot voeging zal worden toegewezen: de rechtbank zal [eiseres] toestaan zich in de onderhavige zaak te voegen aan de zijde van [gedaagde] . Voor een verklaring inzake de uitvoerbaarheid bij voorraad is in dit geval geen plaats. [eiseres] zal een termijn krijgen voor het indienen van een conclusie van antwoord. Een eis in reconventie kan zij daarbij evenwel niet instellen (zie hiervoor onder 3.10). [gedaagde] heeft al geantwoord in de hoofdzaak. Voor zover [eiseres] zich enkel wenst aan te sluiten bij de inhoud van de conclusie van antwoord van [gedaagde] , kan zij dit ook met een eenvoudig bericht aan de rolrechter kenbaar maken. Dan is geen conclusie van antwoord nodig.
3.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Stichting Andjoegan in de proceskosten van het voegingsincident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 614,00 (1 punt in liquidatietarief II)
nakosten € 173,00
Totaal € 787,00.
3.13.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord van [eiseres] .

4.De beslissing

De rechtbank
in het voegingsincident
4.1.
staat [eiseres] toe zich in de zaak met zaak-/rolnummer C/10/674469 / HA ZA 24-183 te voegen aan de zijde van [gedaagde] ;
4.2.
veroordeelt Stichting Andjoegan in de proceskosten van € 787,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Stichting Andjoegan niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Stichting Andjoegan € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
4.5.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 2 oktober 2024voor conclusie van antwoord van [eiseres] (met inachtneming van rechtsoverweging 3.11);
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
901/3455