ECLI:NL:RBROT:2024:7457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 23/5006
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie en bekortingsverzoek in het kader van onvoldoende re-integratie-inspanningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J. Arts - van den Broek, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV waarin een loonsanctie werd opgelegd wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van haar kant voor een werknemer die sinds 15 juni 2020 arbeidsongeschikt was. Het UWV had eerder op 9 juni 2022 een loondoorbetalingsverplichting opgelegd en op 10 oktober 2022 het verzoek van eiseres om bekorting van deze sanctie afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende heeft gedaan om de werknemer te re-integreren, met name in het tweede spoor. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de loonsanctie had opgelegd en het verzoek om bekorting had afgewezen. Eiseres voerde aan dat zij voldoende inspanningen had verricht en dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld, maar de rechtbank oordeelde dat de UWV-beoordelingen voldoende waren onderbouwd en dat er geen sprake was van onzorgvuldigheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.J. Arts - van den Broek),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Met het besluit van 9 juni 2022 (primair besluit I) heeft het UWV een loondoorbetalingsverplichting aan eiseres opgelegd.
Met het besluit van 10 oktober 2022 (primair besluit II) heeft het UWV het bekortingsverzoek van de loondoorbetalingsverplichting van eiseres afgewezen.
Met het besluit van 7 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [persoon A] , de gemachtigde van eiseres en mr. J. Fransen, en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. De heer [persoon B] (werknemer) is voor eiseres werkzaam geweest als monteur en is op 15 juni 2020 uitgevallen. Op 22 maart 2022 heeft hij een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), waarna een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de re-integratieverplichtingen van eiseres.
De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport toegelicht dat er geen bevredigend re-integratieresultaat is, omdat eiseres niet genoeg heeft gedaan om de werknemer te re-integreren en daarvoor geen deugdelijke grond heeft. De arbeidsdeskundige heeft toegelicht dat het spoor 1-traject (re-integratie binnen de eigen organisatie) voldoende is, maar dat eiseres het spoort 2-traject (re-integratie buiten de eigen organisatie) niet adequaat heeft volbracht. Vervolgens heeft het UWV primair besluit I genomen en aan eiseres een loonsanctie opgelegd.
2. Op 16 augustus 2022 heeft eiseres een verzoek bij het UWV ingediend om de loonsanctie te bekorten. Naar aanleiding van dit verzoek hebben een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige onderzoek verricht. De verzekeringsarts is van mening dat geen sprake is van toename van beperkingen. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de re-integratieverplichtingen nog steeds onvoldoende zijn nageleefd voor wat betreft de re-integratie in spoor 2. Vervolgens heeft het UWV primair besluit II genomen en bepaald dat de loonsanctie niet wordt verkort.
3. Eiseres heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt geconcludeerd dat sinds januari 2022, en ook per november 2022, geen aanleiding bestond voor een urenbeperking. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt in zijn rapport tot de conclusie dat ten aanzien van de re-integratie is uitgegaan van te beperkte functiemogelijkheden in onder andere de omvang in uren, waardoor de begeleiding onterecht gepauzeerd is, terwijl geen sprake is geweest van afname in belastbaarheid. Nu er geen sprake is van deelname aan arbeid of een afgerond spoor 2-traject, is er volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake van reparatie van de tekortkomingen.

Standpunt eiseres

4. Eiseres voert in beroep aan - kort weergegeven - dat een adequaat spoor 2-traject is doorlopen en dat voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Voor zover dat niet het geval zou zijn was er een deugdelijke grond; er was geen andere uitkomst mogelijk gelet op de medische beperkingen van werknemer. Eiseres voert verder aan dat zij geen aanleiding heeft hoeven zien om te twijfelen aan de adviezen van de bedrijfsarts en de inspanningen van het re-integratiebedrijf en dat het traject is doorlopen met inachtneming van de medische beperkingen van de werknemer. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, omdat deskundigen van het UWV tot uiteenlopende beoordelingen komen, zoals bij de beoordeling van de aanspraak op een Wet WIA-uitkering ten opzichte van de beoordeling van de loonsanctie.
4.1.
Eiseres voert voorts aan dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld door informatie van de werkgever en de bedrijfsarts en de medische gegevens van de werknemer niet of onvoldoende in de beoordeling te betrekken. Daarnaast is niet duidelijk aangegeven wat moet worden gedaan om het gebrek in het spoor 2-traject te repareren. Er zijn geen functies geselecteerd die de werknemer zou kunnen doen en er zijn geen specifieke maatregelen genoemd. Eiseres beklaagt zich over de proceshouding van het UWV in bezwaar en beroep, waardoor onnodige vertraging is ontstaan. Eiseres wijst ten slotte op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2216, waarin volgens haar wordt miskend dat het opleggen van een loonsanctie soms - zoals in dit geval - het doel voorbij schiet.
4.2.
Eiseres verzoekt de rechtbank om het UWV te veroordelen tot schadevergoeding als gevolge van het onterecht opleggen van de loonsanctie en het onterecht afwijzen van het bekortingsverzoek.

Beoordeling door de rechtbank

5. Ter beoordeling ligt voor of het UWV terecht aan eiseres een loonsanctie heeft opgelegd en of het verzoek om bekorting van deze loonsanctie terecht is afgewezen. De voor deze beoordeling relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De loonsanctie
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 mei 2013 nader toegelicht dat er vanaf januari 2022 geen reden meer was om voor werknemer een urenbeperking aan te nemen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 5 juni 2023 en
31 juli 2023 toegelicht dat de re-integratie inspanningen met name gericht waren op het vergroten van de vaardigheden van de werknemer ten aanzien van de Nederlandse taalbeheersing en het kunnen bedienen van een computer, maar dat door eiseres niet is ingegrepen toen bleek dat het re-integratiebureau alle daarvoor te regelen zaken bij de werknemer had neergelegd. In de verslagen vanaf 16 juli 2021 wordt de intentie tot scholing benadrukt en is het door werknemer beschikken over een computer noodzakelijk geacht, hetgeen pas per augustus 2021 geregeld is. Te nemen initiatieven ten behoeve van scholing werden bij de werknemer belegd, terwijl bekend was dat hij beperkingen had ten aanzien van taalbeheersing en computergebruik. Voorts is toegelicht dat is uitgegaan van een te beperkte belastbaarheid van de werknemer.
6.1.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres in beroep aanvoert onvoldoende grond om de in 6. kort weergegeven bevindingen van de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onjuist te achten. Zij hebben afdoende toegelicht dat vanwege eiseres onvoldoende regie is gevoerd bij het realiseren van de re-integratie inspanningen in spoor 2, terwijl daarbij is uitgegaan van een te beperkte belastbaarheid van de werknemer. Onvoldoende is gebleken dat het UWV bij de medische beoordeling van de re-integratiemogelijkheden van de werknemer is uitgegaan van onjuiste feiten of feiten niet in de beoordeling heeft betrokken. Het feit dat aan de werknemer bij besluit van 13 april 2023 per 14 december 2022 een IVA-uitkering is toegekend kan hier niet tot een andere beoordeling leiden. [1] Ook het feit dat eiseres meende in redelijkheid van de beoordelingen van de bedrijfsarts en het re-integratiebureau te mogen uitgaan, kan niet tot een andere beoordeling leiden. Het is vaste rechtspraak dat de zogenoemde ‘voor rekening en risico-benadering is gebaseerd op het door de wetgever in de wetsgeschiedenis verwoorde uitgangspunt dat de werkgever verantwoordelijk is en blijft voor de re-integratie en dat dit eveneens verantwoordelijkheid impliceert voor de kwaliteit van de werkzaamheden van de door hem ingeschakelde deskundigen. [2]
6.2.
Voor zover eiseres naar voren brengt dat de belastbaarheid van de werknemer gering was moet worden geoordeeld dat, ook als daar veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan, naar vaste rechtspraak van de Raad van een werkgever gevergd wordt dat binnen de bestaande mogelijkheden de benodigde re-integratie-inspanningen worden verricht. [3]
Van tegenstrijdige beoordelingen door het UWV bij het opleggen van de loonsanctie is geen sprake. Het moge zo zijn dat in het kader van de beoordeling van de aanspraak van werknemer op een Wet WIA-uitkering een verzekeringsarts een urenbeperking heeft aangenomen, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat en waarom dit niet gevolgd kan worden. Voorts heeft deze overigens voldoende toegelicht dat ten aanzien van de medische feiten geen verschil in opvatting bestaat met de bedrijfsarts.
Het bekortingsverzoek
7. Eiseres heeft op 16 augustus 2022 verzocht om bekorting van de op 9 juni 2022 opgelegde loonsanctie. In het verzoek is onder meer vermeld: “Inmiddels is gebleken dat de werknemer de re-integratieverplichtingen niet aan lijkt te kunnen, net als in het eerdere traject. Hij heeft aan ons aangegeven dat hij slechts een kwartier belastbaar is en dan weer twee uur moet rusten. Dat is niet in overeenstemming met de belastbaarheid zoals de bedrijfsarts die heeft aangegeven.”
Door de verzekeringsarts(en) bezwaar en beroep is geconcludeerd dat geen sprake was van een toename van de medische beperkingen van werknemer en er evenmin een grond was voor een urenbeperking. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres de geconstateerde tekortkomingen niet heeft hersteld: er is geen sprake van een afgerond spoor-2 begeleidingstraject en de werknemer werkt niet conform zijn mogelijkheden met toekomstperspectief. De rechtbank kan het UWV hierin volgen. Hoewel eiseres na de loonsanctie nadere acties heeft uitgezet, was er in wezen geen verschil met de situatie voor het opleggen van de loonsanctie.
8. Voor zover eiseres de proceshouding van het UWV heeft bekritiseerd kan haar dat niet baten. Hoewel het begrijpelijk is dat eiseres snel duidelijkheid wenste, volgt hieruit echter niet dat het bestreden besluit voor onrechtmatig gehouden moet worden.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande moet tot de slotsom worden gekomen dat het UWV terecht aan eiseres een loonsanctie heeft opgelegd, en terecht het verzoek om bekorting van deze sanctie heeft afgewezen
10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
11. Nu van een onrechtmatig besluit geen sprake is, is er geen ruimte voor de door eiseres verzochte schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 7:658a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de werkgever ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf bevordert. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert de werkgever, gedurende het tijdvak waarin de werknemer jegens hem recht op loon heeft, de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever.
In artikel 25, negende lid, van de Wet WIA is, kort samengevat, bepaald dat het UWV het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken verlengt, indien de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
In artikel 25, twaalfde lid, van de Wet WIA is bepaald dat, indien de werkgever na toepassing van het negende lid van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde re-integratie-inspanningen heeft hersteld, hij dit meldt aan het UWV, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld. De periode waarover het UWV na ontvangst van de melding beoordeelt of de tekortkoming is hersteld, loopt van de datum van het besluit waarbij de loonsanctie is opgelegd tot de datum waarop het bekortingsverzoek is gedaan.
Artikel 25, dertiende lid, van de Wet WIA bepaalt dat het UWV de beschikking waarin wordt vastgesteld of de tekortkoming, bedoeld in het negende lid is hersteld, geeft binnen drie weken na ontvangst van de melding, bedoeld in het twaalfde lid.
Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt dat het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Beleidsregels) heeft verweerder een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien er geen bevredigend re-integratie-resultaat bereikt is, maar het UWV de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Ook als het UWV de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft wordt geen loonsanctie opgelegd.
In de Werkwijzer Poortwachter van het UWV, waarin de vaste gedragslijn van het UWV in dit soort zaken is neergelegd, staat onder meer het volgende:
Onder re-integratie in Spoor 1 verstaan we alle activiteiten gericht op werkhervatting binnen de eigen organisatie. Daarbij wordt van de werkgever verwacht dat hij doet wat redelijkerwijs mogelijk is om zijn werknemer in passend werk te kunnen herplaatsen. In het kader van deze activiteiten is er een re-integratievolgorde. Deze volgorde is:
1. Terugkeer in eigen werk
2. Terugkeer in aangepast eigen werk
3. Terugkeer in (aangepast) ander werk
Onder re-integratie in Spoor 2 verstaan we alle activiteiten gericht op werkhervatting buiten de eigen organisatie. Zodra er geen zicht (meer) bestaat op een structurele hervatting binnen de eigen organisatie, moet er een adequaat tweede-spoortraject worden gestart om de hervattingskansen van de arbeidsongeschikte werknemer zo veel mogelijk te vergroten. Een tweede-spoortraject moet uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52e verzuimweek) worden gestart. Re-integratieactiviteiten in Spoor 2 kunnen na de Eerstejaarsevaluatie alleen achterwege blijven als er binnen 3 maanden een concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2999.
2.Zie hiervoor de uitspraak van 23 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2216.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 5 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2726.