ECLI:NL:CRVB:2016:2999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verkorting loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een verzoek van een klein bouwbedrijf, appellante, om verkorting van een loonsanctie die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was opgelegd. De loonsanctie was opgelegd omdat het Uwv van mening was dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht voor haar werknemer, die sinds 6 december 2011 wegens knieklachten niet meer kon werken. Appellante had in 2013 een WIA-uitkering aangevraagd voor de werknemer, maar deze aanvraag was afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Na een deskundigenoordeel en verschillende rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen concludeerde het Uwv dat appellante niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante tekort was geschoten in haar re-integratie-inspanningen. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om voldoende initiatieven te nemen voor de re-integratie van de werknemer, en dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen bevredigend re-integratieresultaat was bereikt. De Raad oordeelde dat de loonsanctie terecht was opgelegd en dat het verzoek tot verkorting van de loonsanctie terecht was afgewezen.