ECLI:NL:RBROT:2024:7030

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 8632
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor medische keuring

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een medische keuring. Eiseres, die sinds 25 oktober 2022 een IOAW-uitkering ontvangt, heeft op 26 juli 2023 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 1.500,- voor een medische keuring in verband met een procedure tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten voor de medische keuring niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35 van de Participatiewet (Pw). Eiseres is van mening dat het inschakelen van een onafhankelijke verzekeringsarts noodzakelijk is om haar procespositie te versterken, aangezien zij geen aanvullende medische informatie via haar huisarts heeft kunnen verkrijgen.

De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het aan eiseres is om de noodzaak van de gevraagde kosten aannemelijk te maken, wat zij niet heeft gedaan. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, waarin is geoordeeld dat kosten voor een contra-expertise niet noodzakelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de versterking van de procespositie van eiseres onvoldoende is om van een objectieve noodzaak te spreken. Daarom heeft het college op goede gronden de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. A. El Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. J.M. Tang).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van financiële transacties (lees: kosten medische keuring).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 september 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 10 november 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres ontvangt sinds 25 oktober 2022 een IOAW-uitkering. Op 26 juli 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een medische keuring voor een bedrag van € 1.500,- in verband met een procedure tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering (Zw-uitkering). Zij wil dat een onafhankelijk medisch deskundige haar dossier beoordeelt. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, omdat de kosten voor een medische keuring geen noodzakelijke kosten zijn die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
2.1.
Het college heeft met het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde kosten wellicht wenselijk zijn, maar niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35 van de Participatiewet (Pw).
3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Eiseres voert aan dat het inschakelen van een onafhankelijke verzekeringsarts en het inbrengen van een contra-expertise noodzakelijk is om gelijkheid van procespositie in de Ziektewetprocedure te bereiken, nu zij geen aanvullende medische informatie via haar huisarts heeft kunnen krijgen en zij voor het inbrengen van aanvullende medische informatie aangewezen is op het inschakelen van een onafhankelijke verzekeringsarts. Het niet inschakelen van een onafhankelijke verzekeringsarts leidt ertoe dat de kans dat eiseres in beroep alsnog een Zw-uitkering krijgt toegekend veel kleiner is dan in het geval een contra-expertise wordt ingeschakeld. Verder heeft eiseres erop gewezen dat het verkrijgen van een Zw-uitkering ertoe zal leiden dat zij geen IOAW-uitkering meer nodig heeft.
4. Op grond van 35, eerste lid, van de Pw, voor zover van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
5. Tussen partijen is in geschil of de door eiseres gevraagde kosten voor een medische keuring noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Het ligt op de weg van eiseres als aanvrager van bijzondere bijstand om die noodzaak aannemelijk te maken. Eiseres is daarin niet geslaagd.
6. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft eerder over bijzondere bijstand en het verrichten van een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure geoordeeld dat de kosten van een contra-expertise niet noodzakelijk zijn (zie de uitspraak van de Raad van 9 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:157). Betrokkenen kunnen hun argumenten zo nodig onderbouwen met medische stukken uit de behandelend sector (zie de uitspraak van de Raad van 29 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:809). In zijn uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, heeft de Raad, gelet op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec, de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad heeft ook geoordeeld dat uit het arrest Korošec niet volgt dat betrokkenen in hun procedure tegen het Uwv zonder meer dienen te beschikken over deskundig tegenadvies ter bestrijding van het advies van de verzekeringsarts van het Uwv. Het is aan de rechter in de procedure over de arbeidsongeschiktheid om een eventuele onevenwichtigheid in bewijspositie tussen betrokkene en het Uwv weg te nemen. Indien betrokkene zelf een (medisch) deskundige inschakelt, kunnen de kosten daarvan in beginsel niet als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW worden aangemerkt (zie de uitspraak van de Raad van 23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1450).
7. In hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd over de noodzaak van een contra-expertise, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarover in dit geval anders te oordelen. De versterking van haar positie in de arbeidsongeschiktheidsprocedure, is, zoals uit het voorgaande volgt, onvoldoende om van een objectieve noodzaak te spreken. Het college heeft daarom op goede gronden de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.