ECLI:NL:RBROT:2024:6884
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een rijvaardigheidsonderzoek door het CBR na vermoedens van onveilig rijgedrag
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban, is in beroep gegaan tegen de verplichting om een rijvaardigheidsonderzoek te ondergaan, opgelegd na een melding van de politie over haar rijgedrag. De rechtbank constateert dat het CBR op basis van een proces-verbaal van de politie terecht een vermoeden heeft geformuleerd dat eiseres niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikt. Dit vermoeden is ontstaan na een melding van een slingerende auto, waarbij eiseres niet adequaat reageerde op verkeerssituaties en niet voldeed aan de snelheidseisen.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat het CBR te laat heeft besloten en dat het vermoeden van ongeschiktheid onterecht is. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding door het CBR niet leidt tot het verlies van bevoegdheid om het onderzoek op te leggen. Ook de argumenten over de onjuistheid van het proces-verbaal worden verworpen, omdat de rechtbank de bevindingen van de politie als betrouwbaar beschouwt. Eiseres wordt verweten dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar rijgedrag te weerleggen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het CBR terecht heeft besloten tot het opleggen van het rijvaardigheidsonderzoek. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij het onderzoek moet ondergaan. De rechtbank wijst ook de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af, omdat de uitspraak in het voordeel van het CBR is.