ECLI:NL:RBROT:2024:6668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10737649
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door graafwerkzaamheden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Evides N.V. en Circet Nederland B.V. over schadevergoeding. De zaak betreft schade die is ontstaan tijdens graafwerkzaamheden door Circet op 15 juni 2022, waarbij een waterleiding van Evides is geraakt. Evides heeft Circet aansprakelijk gesteld en eist een schadevergoeding van € 8.416,64. Circet betwist de omvang van de schade en stelt dat Evides niet voldoende heeft aangetoond dat de opgevoerde schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Circet aansprakelijk is voor de schade, aangezien zij tijdens de graafwerkzaamheden de waterleiding heeft geraakt. De rechter heeft de schade abstract begroot en geoordeeld dat Circet € 1.590,24 aan niet betwiste schadeposten moet vergoeden. Daarnaast heeft de rechter verschillende schadeposten beoordeeld, waaronder kosten voor derden, consignatiekosten, kosten van inkoop en logistiek, en storingsafhandeling gebonden kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Circet in totaal € 8.764,95 aan Evides moet betalen, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Evides het bedrag direct kan vorderen, ook als Circet in hoger beroep gaat. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van grondroerders bij graafwerkzaamheden en de noodzaak om schadeposten goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Locatie Dordrecht
zaaknummer: 10737649 CV EXPL 23-3848
datum uitspraak: 11 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Evides N.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen,
tegen
Circet Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Hedel,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.I.J. Snijders en mr. T. Waissi.
De partijen worden hierna ‘Evides’ en ‘Circet’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 augustus 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van Evides, ter griffie ontvangen op 8 februari 2024, met bijlagen;
  • de brief van Circet van 9 februari 2024, met één bijlage;
  • de brief van Circet van 19 februari 2024, met één bijlage;
  • de akte van Evides, ter griffie ontvangen op 22 februari 2024, met één bijlage;
  • de brief van 8 maart 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Circet van 29 mei 2024, met één bijlage;
  • de spreekaantekeningen van Evides;
  • de spreekaantekeningen van Circet.
1.2.
Op 11 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Evides aanwezig [naam 1] (schadeopnemer) en mr. Van Dijk, bijgestaan door mr. A.E. Heezius namens de gemachtigde. Namens Circet waren aanwezig [naam 2] (bedrijfsjurist) en [naam 3] (paralegal), bijgestaan door
mrs. Snijders en Waissi voornoemd.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
Op 15 juni 2022 heeft Circet graafwerkzaamheden uitgevoerd in het kader van de aanleg van een glasvezelnetwerk aan de [locatie] . Tijdens die graafwerkzaamheden heeft Circet een waterleiding van het drinkwaternet van Evides geraakt, waardoor er schade is ontstaan. Namens Evides is Circet bij brief van 17 juni 2022 aansprakelijk gesteld voor die schade. Bij brief van 31 augustus 2022 is namens Evides een nadere opgave van de schadeomvang aan Circet gestuurd. Volgens Evides bedraagt de schade in totaal € 8.416,64. Dat bedrag specificeert zij als volgt:
Evides eist in deze procedure dat Circet wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, met rente.
2.2.
Circet is het niet eens met de eis van Evides. Zij voert verweer tegen de omvang van de schade. Volgens Circet is het aan Evides om aan te tonen dat de door haar opgevoerde schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen en inzicht te geven in de manier waarop zij de schadeposten heeft berekend, maar heeft Evides dat tot nu toe niet gedaan. Zo is voor Circet onduidelijk waarom Evides kosten voor haar eigen personeel in rekening brengt, terwijl zij tegelijkertijd ook aannemer [naam bedrijf 1] (hierna: ‘ [naam bedrijf 1] ’) heeft ingeschakeld om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Volgens Circet is ook onduidelijk waarom Evides zowel kosten voor toedrachtsonderzoek als kosten voor het vaststellen van aansprakelijkheid en schade bij Circet in rekening brengt, waardoor sprake lijkt van het opvoeren van dubbele schadeposten. Ditzelfde geldt voor de posten ‘storingsafhandeling gebonden kosten’, ‘consignatiekosten’, ‘kosten eigen personeel’ en de kosten onder het kopje ‘diversen’. Volgens Circet is het evenmin duidelijk waarom Evides consignatiekosten en kosten met betrekking tot inkoop en logistiek in rekening brengt.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Evides toe. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Circet is aansprakelijk voor de schade van Evides
2.4.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat Circet tijdens haar graafwerkzaamheden op de bewuste locatie in Oud-Beijerland op 15 juni 2022 de waterleiding van Evides heeft geraakt. Voor het vaststellen van de aansprakelijkheid ten gevolge van graafwerkzaamheden geldt volgens vaste rechtspraak een specifiek toetsingskader, waarbij met name van belang is of er sprake is van een schending door Circet van de op haar als grondroerder rustende verplichtingen in het kader van een zorgvuldig graafproces. In deze procedure kan echter in het midden blijven op welke wijze en in hoeverre er sprake is van een dergelijke schending, omdat Circet haar aansprakelijkheid heeft erkend. Circet betwist slechts de door Evides gestelde omvang van de schade.
De schade wordt abstract begroot
2.5.
Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Op praktische gronden en om redenen van billijkheid, kan in bijzondere gevallen van een of meer omstandigheden van het geval worden geabstraheerd.
2.6.
Ingevolge art. 6:97 BW dient de rechter de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. In gevallen van zaaksbeschadiging is uitgangspunt dat de eigenaar van de beschadigde zaak door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan. Volgens vaste rechtspraak zal het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, in het algemeen gelijk zijn aan de - naar objectieve maatstaven berekende - kosten die met het herstel zijn gemoeid. De aard van zodanige schade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelde eigenaar betreffen. [1]
2.7.
Volgens vaste rechtspraak leent leidingschade zich naar zijn aard voor abstracte begroting van de schade. [2] Evides heeft haar schade in dit geval ook abstract begroot. Het feit dat Evides zich ten aanzien van de opgevoerde schade baseert op wat volgens haar de concrete bedrijfseconomische gegevens van haar eigen beheersorganisatie zijn (met name voor wat betreft de in de bij r.o. 2.1 weergegeven schadeberekening opgenomen ‘vaste posten’) en op wat het herstel in dit geval daadwerkelijk heeft gekost (voor wat betreft de kosten voor het eigen personeel, de kosten van aannemer [naam bedrijf 1] en de kosten van de gebruikte materialen) maakt dit niet anders. Het gaat er immers om wat een bekwaam reparateur voor deugdelijk herstel van de leidingschade in rekening zou hebben gebracht. Evides heeft in dat verband aangevoerd dat de genoemde schadeposten beschouwd moeten worden als de objectieve herstelkosten, oftewel de kosten die een bekwaam reparateur in rekening zou hebben gebracht.
Circet moet de niet betwiste schadeposten van in totaal € 1.590,24 aan Evides betalen
2.8.
Circet heeft in haar conclusie van antwoord gesteld dat de volgende schadeposten door Evides onterecht in rekening zijn gebracht:
Kosten derden: € 3.326,40
Storingsorganisatie - consignatie: € 1.000,-
Storingsorganisatie - inkoop en logistiek: € 1.000,-
Storingsafhandeling gebonden kosten: € 800,-
Vaststelling aansprakelijkheid en schade: € 700,-
-------------
Totaal € 6.826,40
Van de totale door Evides gestelde schadeomvang van € 8.416,64 heeft Circet dus een bedrag van € 1.590,24 (€ 8.416,64 -/- € 6.826,40) niet betwist. Dat deel van de schade moet Circet dan ook in elk geval aan Evides vergoeden. Hierna zal nader ingegaan worden op de afzonderlijke posten, waartegen door Circet verweer is gevoerd.
Circet moet een bedrag van € 3.326,40 aan ‘kosten derden’ aan Evides betalen
2.9.
Circet heeft aangevoerd dat het haar onduidelijk is waarom Evides kosten voor haar eigen personeel in rekening brengt, terwijl zij tegelijkertijd ook [naam bedrijf 1] heeft ingeschakeld om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Ter zitting heeft Evides op dat punt gemotiveerd uiteengezet dat in het kader van het herstel van de schade twee man van haar eigen personeel zijn ingezet, bestaande uit een projectvoorbereider, die op kantoor alles in goede banen leidt (waaronder het inschakelen van het storingsteam en [naam bedrijf 1] ), en een senior monteur, die op de schadelocatie aan het herstel van de leiding werkt. In dat verband heeft Evides ook gesteld dat uitsluitend de monteur van Evides aan de leiding mag werken, maar dat deze niet over het gereedschap of de hulpmiddelen (zoals een graafmachine) beschikt om de schadelocatie in voldoende mate uit te graven om op deugdelijke wijze tot herstel over te gaan.
2.10.
Circet heeft weliswaar gesteld dat de monteur van Evides wel degelijk zelf eenvoudig de benodigde graafwerkzaamheden had kunnen uitvoeren, maar zij heeft die stelling op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter gaat daaraan dan ook voorbij. Daarbij is in aanmerking genomen dat Evides in voldoende mate heeft uiteengezet dat het vrijmaken van de schadelocatie meer inhoudt dan enkel het simpelweg uitgraven van de locatie, maar dat bijvoorbeeld ook het asfalt uitgezaagd moet worden. Ook voor het uitvoeren van die werkzaamheden is de monteur van Evides niet voldoende toegerust. Naar het oordeel van de kantonrechter is het onder die omstandigheden praktisch gezien niet aannemelijk dat al die werkzaamheden slechts door één persoon, namelijk de op de schadelocatie aanwezige monteur van Evides, worden uitgevoerd. Daarmee is voldoende gebleken dat het voor Evides noodzakelijk was [naam bedrijf 1] in te schakelen om de schadelocatie zodanig vrij te maken dat de monteur van Evides de leiding kon herstellen.
2.11.
Evides heeft een specificatie van de concrete kosten van de inzet van [naam bedrijf 1] overgelegd. Daarin is het bedrag van € 3.326,40 uiteen gesplitst aan de hand van het aantal ingezette werknemers van [naam bedrijf 1] , hun functie en het bijbehorende uurtarief. Daaruit volgt dat er ook kosten in rekening worden gebracht vanwege werkzaamheden, die door [naam bedrijf 1] in de avonduren zouden zijn uitgevoerd. Ter onderbouwing van dat laatste heeft Evides foto’s in het geding gebracht, die gemaakt zijn tijdens het herstel van de schade, met daarbij vermeld de tijdstippen waarop de foto’s gemaakt zijn. Uit die foto’s volgt in voldoende mate dat deze gemaakt zijn in de avonduren. Circet heeft ter zitting weliswaar aangegeven te twijfelen aan de authenticiteit van de foto’s, maar zij heeft niet concreet onderbouwd waarop die twijfel is gebaseerd. Zij heeft slechts verwezen naar de door haar overgelegde verklaring van [naam 4] van [naam bedrijf 2] (hierna: ‘ [naam bedrijf 2] ’), waarin deze verklaart dat er niet lang zou zijn gewerkt aan het herstel en al helemaal niet voor de duur van 2,5 uur in de avonduren. Niet in geschil is echter dat [naam bedrijf 2] de partij is, die in opdracht van Circet de graafwerkzaamheden op de schadelocatie heeft uitgevoerd en daarbij de leiding van Evides heeft geraakt. Dat brengt met zich mee dat [naam bedrijf 2] er, met het oog op de schadeafhandeling tussen [naam bedrijf 2] en Circet, in het onderhavige geval belang bij heeft een voor haar gunstige verklaring af te leggen. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat aan de verklaring van [naam bedrijf 2] op dit punt geen grote waarde kan worden toegekend. De kantonrechter ziet in de verklaring van [naam bedrijf 2] dan ook onvoldoende aanleiding om aan de authenticiteit van de door Evides overgelegde foto’s te twijfelen. Gelet daarop is voldoende komt vast te staan dat [naam bedrijf 1] ook werkzaamheden in de avonduren heeft uitgevoerd.
2.12.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat Circet, naast de kosten van het eigen personeel van Evides, ook de kosten voor de door [naam bedrijf 1] verrichte werkzaamheden verschuldigd is. Circet heeft voor het overige de genoemde uurtarieven en door [naam bedrijf 1] gewerkte uren onvoldoende gemotiveerd betwist, in die zin dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de genoemde kosten niet beschouwd kunnen worden als de kosten die een bekwaam vakman in rekening zou hebben gebracht. Circet moet daarom de in het schadeoverzicht vermelde bedrag aan ‘kosten derden’ van € 3.326,40 aan Evides betalen.
Circet moet € 1.000,- aan consignatiekosten aan Evides betalen
2.13.
Evides heeft gemotiveerd uiteengezet dat de post ‘consignatiekosten’ voortvloeit uit het permanent in stand houden en beschikbaar houden van een interne storingsdienst.
In haar dagvaarding en met hetgeen zij ter zitting nader heeft toegelicht heeft Evides voldoende onderbouwd dat de jaarlijks door haar gemaakte consignatiekosten - die, zoals zij onweersproken heeft gesteld, enkele tonnen per jaar bedragen - mede met het oog op het repareren van door derden veroorzaakte schades worden gemaakt. Evides heeft onbetwist gesteld dat het daarbij gaat om een significant deel van alle storingen. Deze kosten worden dan ook mede gemaakt ter beperking van schade die door derden wordt veroorzaakt, ongeacht de omstandigheid dat het gaat om normale bedrijfskosten. Onder deze omstandigheden mogen de kosten van het in stand houden van de permanente storingsdienst aan de door derden veroorzaakte schades worden toegerekend overeenkomstig het aandeel van deze schade in de totale schade door storingen. Daarbij is niet van belang of de betreffende kosten ook zouden zijn gemaakt indien geen sprake zou zijn geweest van schades door derden. [3] Dat betekent dat Evides terecht consignatiekosten bij Circet in rekening heeft gebracht.
2.14.
Circet doet voor wat betreft haar stelling dat zij niet gehouden is tot vergoeding van de consignatiekosten een beroep op een vonnis van deze rechtbank van 7 juli 2017. [4] Die uitspraak is echter in appel vernietigd [5] , zodat dat beroep van Circet alleen om die reden al faalt.
2.15.
De kantonrechter volgt Circet niet in haar stelling dat er sprake is van een overlap tussen de in rekening gebrachte consignatiekosten en de kosten van het eigen personeel. Zoals hiervoor al is overwogen zien consignatiekosten slechts op het permanent in stand houden en beschikbaar houden van een storingsdienst, onafhankelijk van een concreet schadegeval. De in rekening gebrachte kosten voor het eigen personeel betreffen daarentegen de kosten van de daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden (op uurbasis berekend) voor dit concrete schadegeval. Daaruit kan worden afgeleid dat het hier gaat om verschillende kostenposten. Circet heeft onvoldoende onderbouwd dat op dit punt sprake is van een dubbeltelling.
2.16.
Voor wat betreft de hoogte van de consignatiekosten - maar ook de hoogte van de hierna nog te bespreken kosten voor inkoop en logistiek en storingsafhandeling gebonden kosten - heeft Circet aangevoerd dat de door Evides gehanteerde tarieven niet gangbaar zijn en onredelijk hoog, waarbij zij heeft verwezen naar door haar overgelegde stukken met betrekking tot andere schadegevallen. Uit die summiere stukken kan de kantonrechter zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - niet afleiden of die gevallen qua aard en omvang van de schade voldoende representatief zijn om deze te kunnen vergelijken met de schade waar het in deze procedure om gaat. Het enkele feit dat in de door Circet aangehaalde andere schadegevallen niet alle vaste kosten worden gevorderd, die Evides in onderhavig geval wél vordert, maakt nog niet dat daaruit kan worden afgeleid dat de door Evides gevorderde kosten onredelijk zijn. Circet heeft de hoogte van de consignatiekosten dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Een en ander betekent dat Circet de consignatiekosten van € 1.000,- aan Evides moet betalen.
Circet moet € 1.000,- aan kosten van inkoop en logistiek aan Evides betalen
2.17.
Hiervoor bij r.o. 2.13 is geoordeeld dat de consignatiekosten, ongeacht de omstandigheid dat het gaat om normale bedrijfskosten, mede worden gemaakt met het oog op het repareren van door derden veroorzaakte schades. Tussen storingen en schade voor Evides (ter beperking waarvan naast het in stand houden van een permanente storingsdienst óók het aanhouden van een materiaalvoorraad voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden noodzakelijk is) bestaat dan ook een lineair verband. Onder die omstandigheden is het redelijk ook de aan die materiaalvoorraad toe te rekenen bedrijfskosten - dat wil zeggen de kosten voor inkoop en logistiek - aan de schades toe te rekenen overeenkomstig het aandeel van deze schades in de totale schade door storingen. [6] Evides heeft dan ook op goede gronden de kosten voor inkoop en logistiek bij Circet in rekening gebracht.
2.18.
Van een overlap van de kosten van inkoop en logistiek met de post ‘materialen’ is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Ter zitting heeft Evides in dat verband ook onweersproken gesteld dat de post ‘materialen’ betrekking heeft op de daadwerkelijk bij het herstel gebruikte materialen en dat de kosten voor inkoop en logistiek uitsluitend zien op het aanhouden van een materialenvoorraad, die 24 uur per dag en zeven dagen per week klaar moet liggen. Die materialen kunnen immers niet pas besteld worden op het moment dat een storing zich voordoet. Dat met de kosten voor inkoop en logistiek ook al rekening zou zijn gehouden bij de in rekening gebrachte kosten voor het eigen personeel is door Circet niet nader toegelicht of onderbouwd. Dit kan ook niet uit de specificatie van de personeelskosten worden afgeleid. Aan die stelling gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
2.19.
Ook ten aanzien van de hoogte van de kosten van inkoop en logistiek geldt dat Circet deze onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, om dezelfde redenen als hiervoor bij r.o. 2.16 al is vermeld. Circet moet de kosten van inkoop en logistiek van € 1.000,- dan ook aan Evides betalen.
Circet moet € 800,- aan storingsafhandeling gebonden kosten aan Evides betalen
2.20.
Evides heeft gesteld dat onder ‘storingsafhandeling gebonden kosten’ moet worden verstaan (1) kosten voor het innemen van storingsmeldingen, naar aanleiding van een analyse oproepen van een storingsteam, (2) kosten voor het registreren en administreren van storingen in het reguleringsdomein en (3) kosten voor bijwerken van de netwerkadministratie. Ook voor die kosten geldt dat het hierbij in beginsel gaat om normale bedrijfskosten, die echter mede met het oog op het repareren van door derden veroorzaakte schades worden gemaakt. Hiervoor is al overwogen dat door derden veroorzaakte schades een significant deel van alle storingen beslaan. Ook voor wat betreft de storingsafhandeling gebonden kosten geldt dan ook dat het onder die omstandigheden redelijk is deze kosten aan de door derden veroorzaakte schades toe te rekenen overeenkomstig het aandeel van deze schade in de totale schade door storingen.
2.21.
De kantonrechter volgt Circet niet in haar stelling dat er sprake is van een overlap van de storingsafhandeling gebonden kosten met de consignatiekosten, de kosten voor het eigen personeel en de in het schadeoverzicht weergegeven kosten onder het kopje ‘diversen’. Evides heeft immers onweersproken toegelicht dat de opgevoerde consignatiekosten alleen zien op het in stand houden van een storingsdienst zodat op ieder moment dag en nacht een storing kan worden verholpen. Die kosten zijn niet begrepen onder de hiervoor bij r.o. 2.20 opgesomde storingsafhandeling gebonden kosten. Daarnaast is ook geen sprake van een dubbeltelling met de kosten voor het eigen personeel en de in het schadeoverzicht vermelde kosten onder het kopje ‘diversen’. Die kosten zien immers op de daadwerkelijk gemaakte kosten in dit concrete schadegeval, terwijl de storingsafhandeling gebonden kosten betrekking hebben op de bijkomende kosten die bij iedere storing - onafhankelijk van het concrete schadegeval - ontstaan.
2.22.
Omdat Circet de hoogte van de storingsafhandeling gebonden kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, moet zij het geëiste bedrag van € 800,- aan Evides betalen.
Circet moet € 700,- aan kosten ter vaststelling aansprakelijkheid, schade en verhaal betalen
2.23.
Evides eist een vergoeding van € 700,00 voor de kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid, schade en verhaal. De Hoge Raad heeft bepaald dat kosten van de door de schadelijdende organisatie verrichte werkzaamheden ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade en ook de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen, ook als er geen geschil bestaat over de aansprakelijkheid en de hoogte van het schadebedrag. [7] Daarbij is van belang of de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en of de gevorderde kosten redelijk zijn. Ook voor de kostenpost vaststelling aansprakelijkheid, schade en verhaal geldt dus een dubbele redelijkheidstoets.
2.24.
De kantonrechter stelt vast dat Evides in de dagvaarding heeft opgesomd welke werkzaamheden vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b BW en welke werkzaamheden vallen onder 6:96 lid 2 sub c BW. Daarnaast kan uit de door partijen overgelegde stukken opgemaakt worden dat partijen voorafgaand aan deze procedure meerdere malen met elkaar hebben gecommuniceerd over de afhandeling van deze schade. Hieruit blijkt dan ook dat er door Evides kosten zijn gemaakt voor de vaststelling van de schade, aansprakelijkheid en verhaal.
2.25.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Evides voldoende onderbouwd dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. In de dagvaarding is door Evides onweersproken aangevoerd dat deze kosten onvermijdelijk zijn, zodat deze voldoen aan de eerste redelijkheidstoets. Daarnaast heeft Evides eveneens onbetwist gesteld dat zij aansluiting heeft gezocht bij de staffel van Rapport Voorwerk II, terwijl de werkelijke kosten aanzienlijk hoger liggen. Daarmee is ook voldaan aan de tweede redelijkheidstoets.
2.26.
De kantonrechter volgt Circet niet in haar stelling dat voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt deze kosten van kleur verschieten en veranderen in proceskosten op grond van artikel 241 Rv. Evides heeft in de dagvaarding voldoende toegelicht dat het ten aanzien van de gevorderde kosten gaat om andere kosten dan ‘ter instructie van de zaak’ zoals bedoeld in het hiervoor genoemde artikel. Op grond van vaste rechtspraak maakt Evides terecht aanspraak op een forfaitaire vergoeding voor de werkzaamheden van die haar verhaals- en invorderingsafdeling dan wel haar incassogemachtigde. [8]
2.27.
Ook het verweer van Circet dat er met het in rekening brengen van zowel de post ‘kosten toedrachtsonderzoek’ als de post ‘kosten vaststelling aansprakelijkheid, schade en verhaal’ sprake is van een dubbeltelling, wordt verworpen. Uit de toelichting van Evides op deze kosten volgt in voldoende mate dat de werkzaamheden in het kader van de vaststelling van aansprakelijkheid, schade en verhaal plaatsvinden
op basis vande uitkomsten van het toedrachtsonderzoek, dat zowel ter plaatse als op kantoor plaatsvindt. Daaruit kan worden afgeleid dat de kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid, schade en verhaal en de kosten van het toedrachtsonderzoek niet samenvallen, maar juist in elkaars verlengde liggen.
2.28.
Het bovenstaande betekent dat Circet ook de gevorderde vergoeding van € 700,00 voor de kosten van vaststelling van aansprakelijkheid, schade en verhaal aan Evides moet betalen.
Circet moet de wettelijke rente betalen
2.29.
De rente over de hoofdsom tot aan de dagvaarding van € 348,31 en de rente vanaf de dag van dagvaarding worden toegewezen, omdat Evides genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat die rente moet worden betaald en Circet dat niet heeft betwist.
2.30.
Het bovenstaande betekent dat in totaal aan hoofdsom en tot aan dagvaarding vervallen rente in totaal een bedrag van € 8.764,95 (€ 8.416,64 + € 348,31) wordt toegewezen, en níet € 8.765,95 zoals door Evides in het petitum van haar dagvaarding is geëist.
Circet moet de proceskosten betalen
2.31.
Circet krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Evides op € 109,44 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.436,44. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.32.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Evides dat eist en Circet daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Circet om aan Evides te betalen € 8.764,95 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 8.416,64 vanaf 28 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Circet in de proceskosten, die aan de kant van Evides worden begroot op € 1.436,44;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:315
2.Gerechtshof Den Haag, 9 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:699
3.Hoge Raad 23 september 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD5713
4.Rechtbank Rotterdam 7 juli 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:5122
5.Gerechtshof Den Haag 9 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:966
6.Gerechtshof Den Haag 9 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:966
7.Hoge Raad 16 oktober 1998, NJ 1999,196
8.o.a. Rechtbank Den Haag 27 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:2985 en Gerechtshof Amsterdam 25 februari 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:574