Uitspraak
gevestigd te Arnhem,
gevestigd te Utrecht,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
Inleiding
4.Beslissing
21 februari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2020 uitspraak gedaan over de schadevergoeding bij leidingschade en de abstracte schadeberekening door netbeheerders. De eiseres, Liander N.V., heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin het hof de vordering van Liander om de uurtarieven voor storingsherstel door eigen personeel te bevestigen, heeft afgewezen. Liander stelde dat de tarieven die zij hanteert voor storingsherstel in overeenstemming zijn met de rechtsmaatstaven, terwijl de verweerster, AON Meeùs Assurantiën B.V., betoogde dat deze tarieven niet hoger mogen zijn dan het gemiddelde tarief van aannemers in soortgelijke gevallen.
De Hoge Raad oordeelde dat bij de abstracte schadeberekening de werkelijke schade van de benadeelde moet worden vergoed, en dat er niet geabstraheerd mag worden van de omstandigheden dat storingsherstel door eigen medewerkers van Liander moet worden uitgevoerd. Het hof had ten onrechte geoordeeld dat de tarieven van Liander niet in een vrije markt tot stand komen, en dat er onvoldoende objectieve aanknopingspunten zijn om de door Liander gehanteerde tarieven als juist te aanvaarden. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van Liander, maar oordeelde dat het hof de vordering terecht had afgewezen vanwege het ontbreken van voldoende objectieve aanknopingspunten voor de door Liander gehanteerde tarieven.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve maatstaven bij schadevergoeding en de noodzaak voor netbeheerders om transparantie te bieden over hun tarieven. De Hoge Raad heeft Liander in de kosten van het geding veroordeeld, en het voorwaardelijke incidentele beroep van Meeùs werd niet onderzocht omdat het principale beroep niet tot vernietiging leidde.