ECLI:NL:RBROT:2024:6459

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
10975163 VZ VERZ 24-2175
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van besluiten van de VvE inzake stookkosten en jaarrekening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekers, eigenaren van een appartement, en de Vereniging van Eigenaren (VvE). De verzoekers hebben de VvE verzocht om de stookkosten over de jaren 2021 tot en met 2023 conform de breukdelen in de splitsingsakte af te rekenen. De VvE heeft dit verzoek afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van gemaakte onderzoekskosten. De verzoekers hebben vervolgens de nietigheid van deze besluiten ingediend bij de kantonrechter.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de besluiten van de VvE nietig zijn, omdat de VvE niet heeft voldaan aan de bepalingen in de splitsingsakte en het splitsingsreglement. De rechter heeft vastgesteld dat de kosten voor de centrale verwarming en warmwaterinstallaties voor rekening van de gezamenlijke eigenaars komen, en dat de VvE niet de juiste afrekeningsmethodiek heeft gehanteerd. De rechter heeft ook geoordeeld dat de VvE niet de juiste procedure heeft gevolgd om de splitsingsakte te wijzigen, indien er goede gronden waren om van de verdeling af te wijken.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de VvE de verzoekers een bedrag van € 5.209,09 moet terugbetalen, alsook de proceskosten van € 926,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de VvE onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de splitsingsakte en de rechten van appartementseigenaren binnen een VvE.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10975163 VZ VERZ 24-2175
datum uitspraak: 10 juli 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
woonplaats: [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. J.H. Bargeman,
tegen
[verweerster],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats],
verweerster,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[verzoekers]’ en ‘[verweerster]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekers] (ontvangen op 6 maart 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift met bijlagen dat is ingediend door de belanghebbenden [naam 1]
, [naam 2], [naam 3] (hierna: [naam 3]), [naam 4]
(hierna: [naam 4]), [naam 5] en [naam 6]
(hierna tezamen genoemd: belanghebbenden);
- de bij brief van 5 juni 2024 door [verzoekers] overgelegde aanvullende bijlagen.
1.2.
Op 12 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. [verzoekers] zijn verschenen tezamen met hun zoon en bijgestaan door hun gemachtigde als voornoemd. Als belanghebbenden zijn verschenen [naam 3], [naam 4], [naam 7], [naam 8] en [naam 9]. Door [naam 3] en [naam 4] is tijdens de zitting verweer gevoerd.

2.De feiten

2.1.
[verzoekers] zijn sinds 2 maart 2017 eigenaar van het appartement gelegen aan [adres].
2.2.
Het pand waarvan het appartement deel uit maakt is bij akte van 4 juli 1979
(hierna: de splitsingsakte) gesplitst in 27 appartementsrechten. In de splitsingsakte is het Modelreglement van Splitsing van eigendom 1973 van toepassing verklaard (hierna: het splitsingsreglement). Gelijktijdig met de splitsing is [verweerster] opgericht.
2.3.
Uit de rectificatie bij de splitsingsakte, die op 5 januari 1998 in het kadaster is ingeschreven, volgt dat elk van de appartementseigenaren verplicht is voor 1/27 deel bij te dragen in de gezamenlijke schulden, kosten en lasten van de gemeenschap.
2.4.
In het splitsingsreglement staat daarnaast vermeld:

D. Schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars
Artikel 17
Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 875f eerste lid onder d van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
(…)
c. de schulden en kosten van de vereniging;
(…)
h. de kosten van brandstof, de electriciteit en het water, benodigd voor de centrale verwarming annex warmwaterinstallaties, tenzij de akte daaromtrent een afwijkende regeling bevat.
(…)
G. Aandelen, die door de splitsing ontstaan, en aandelen in verplichting tot het bijdragen in de schulden en kosten, die voor gemeenschappelijke rekening zijn
Artikel 23
1. De eigenaars zijn in de gemeenschap gerechtigd in de nader in de akte te bepalen breukdelen.
(…)
3. In gelijke verhouding zijn de eigenaars verplicht bij te dragen in de schulden en kosten, die voor gemeenschappelijke rekening zijn.”
2.5.
Sinds (in ieder geval) 2004 worden binnen [verweerster] de kosten van het warmteverbruik verdeeld, in die zin dat 65% van de kosten over de (individuele) meters worden afgerekend (variabel) en 35% vast per appartement.
2.6.
Op 7 februari 2024 heeft er een Algemene Leden Vergadering (hierna: ALV) plaatsgevonden. [verzoekers] hebben op deze ALV een tweetal verzoeken aan [verweerster] ter besluitvorming voorgelegd. Het eerste verzoek van [verzoekers], inhoudende om de afrekening stookkosten over de jaren 2021, 2022 en 2023 te verdelen via de in de splitsingsakte genoemde breukdelen, is door [verweerster] afgewezen met (volgens de notulen) 8 stemmen voor en 17 stemmen tegen. Het tweede verzoek van [verzoekers], inhoudende om de door [verzoekers] gemaakte kosten voor controle van de Ista meter en de vervanging van de thermostaatknoppen te vergoeden, is eveneens afgewezen met 7 stemmen voor en 18 stemmen tegen.
2.7.
Nadien is het verwarmingssysteem in het pand aangepast, waarbij deze deels is vernieuwd en opnieuw is afgesteld. Daarnaast zijn de radiatorknoppen vernieuwd, is er een voetventiel bij elke radiator geplaatst, is het verwarmingssysteem gefilterd en gereinigd en is de temperatuur in de standleidingen lager afgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekers] verzoeken samengevat:
  • het besluit van [verweerster] van 7 februari 2024, inhoudende om de stookkosten over de jaren 2021 tot en met 2023 niet conform de breukdelen in de splitsingsakte af te rekenen, nietig te verklaren dan wel te vernietigen;
  • het besluit van [verweerster] van 7 februari 2024 tot goedkeuring van de jaarrekening en tot afwijzing van het verzoek van [verzoekers] tot vergoeding van de gemaakte onderzoekskosten nietig te verklaren dan wel te vernietigen;
  • voor recht te verklaren dat de afrekeningsmethodiek zoals [verweerster] die hanteert in strijd is met de splitsingsakte;
  • [verweerster] te gebieden om tot terugbetaling over te gaan van het bedrag van € 5.209,09 aan [verzoekers], met rente;
  • [verweerster] te veroordelen in de proceskosten;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[verzoekers] baseren hun verzoeken op het volgende. Volgens [verzoekers] is binnen [verweerster] sprake van een scheve verdeling van de kosten van het warmteverbruik. De stookkosten van [verzoekers] zijn vanaf 2021 ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren exponentieel gestegen. Deze stijging is een gevolg geweest van de sinds 2004 door [verweerster] gehanteerde afrekeningsmethodiek voor warmteverbruik, alsook de door diverse appartementseigenaren als gevolg van de sterk stijgende energieprijzen toegepaste kostenbesparingsmethoden. Doordat diverse appartementseigenaren hun radiatoren hebben afgekoppeld dan wel deze radiatoren niet meer worden gebruikt, terwijl deze appartementen wel worden verwarmd door de warme standbuizen die door deze appartementen lopen dan wel door hun ligging in de binnenschil van het pand, zijn de kosten voor de resterende appartementsleden, waaronder [verzoekers], fors gestegen. Daarnaast geldt dat hoewel [verzoekers] de radiatoren in hun appartement uit hebben staan, deze warmte zijn blijven uitstralen en daarmee ook eenheden blijven verbruiken.
3.3.
Primair is het besluit van [verweerster] om over de jaren 2021 tot en met 2023 niet conform de splitsingsakte af te rekenen volgens [verzoekers] nietig. De sinds 2004 door [verweerster] gehanteerde afrekeningsmethodiek is in strijd met de splitsingsakte. De kosten voor opwarming van het water van de centrale cv-ketel zijn aan te merken als schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars in de zin van artikel 17 sub c en h van het splitsingsreglement. Op basis van artikel 23 lid 1 en 3 van het splitsingsreglement zijn de leden van [verweerster] gehouden om volgens de in de akte opgenomen breukdelen in deze schulden en kosten bij te dragen.
3.4.
Subsidiair geldt dat het besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en vernietigd moet worden. De bij [verzoekers] in rekening gebrachte stookkosten zijn een gevolg van een defect in het warmtesysteem. Het warmtesysteem is op grond van artikel 2 sub b van het splitsingsreglement aan te merken als een gemeenschappelijk deel en [verweerster] is gehouden om zorg te dragen voor herstel van dit gebrek. In het geval dit defect tot hoge kosten leidt, dienen deze kosten – in overeenstemming met de splitsingsakte – door de leden in gelijke delen te worden gedragen.
3.5.
Het besluit tot goedkeuring van de jaarrekening en afwijzing van het verzoek tot vergoeding van de onderzoekskosten is in strijd met het splitsingsreglement en primair nietig. Subsidiair is het besluit in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid en vernietigbaar. [verzoekers] hebben in verband met de hoge stookkosten onderzoeken geïnitieerd om de oorzaak daarvan te achterhalen. De daaraan verbonden kosten zijn bij [verweerster] in rekening gebracht. Onder andere het kalibreren van de warmtemeter ten bedrage van € 86,72 is na belasting aan [verweerster] (ten onrechte) doorbelast en betaald door [verzoekers] De overige kosten zullen – naar zegge van het bestuur - nog worden doorbelast. Op grond van artikel 17 sub a en sub h van het splitsingsreglement zijn dit kosten van [verweerster] die dienen te worden verdeeld over alle leden.
3.6.
Door de belanghebbenden is uitgebreid verweer gevoerd. Op dit verweer wordt – voor zover hierna van belang – onder de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

De verzoeken van [verzoekers] worden toegewezen
4.1.
[verzoekers] hebben in deze procedure – kort gezegd – verzocht om nietigverklaring dan wel vernietiging van een tweetal besluiten van [verweerster]. Daarnaast heeft [verzoekers] verzocht om een verklaring voor recht, alsook om [verweerster] te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag van € 5.209,09. Alle verzoeken van [verzoekers] zijn naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Bevoegdheid van de kantonrechter
4.2.
De kantonrechter acht zich bevoegd om de voorgelegde verzoeken te behandelen en om daarop te beslissen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.
Een vordering tot verklaring voor recht dat een besluit nietig is, dient in beginsel (in een procedure ingeleid door een dagvaarding) te worden voorgelegd aan de rechtbank. Als een besluit van [verweerster] strijdig is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist, dan is dat besluit vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a en b BW. Vernietiging van een besluit dient (bij verzoekschrift) te worden voorgelegd aan de kantonrechter op grond van artikel 5:130 lid 1 BW.
4.4.
[verzoekers] stellen zich op het standpunt dat de besluiten zowel nietig als vernietigbaar zijn. In lijn met de heersende jurisprudentie oordeelt de kantonrechter dat in een dergelijk geval de procedure niet hoeft te worden gesplitst in twee afzonderlijke procedures bij de rechtbank en de kantonrechter, maar dat deze beide gezamenlijk kunnen worden behandeld door de kantonrechter [1] .
4.5.
Ten aanzien van de door [verzoekers] verzochte verklaring voor recht en de verzochte terugbetaling van het bedrag van € 5.209,09 geldt dat, hoewel deze vorderingen in beginsel bij dagvaarding hadden moeten worden ingesteld, de kantonrechter zich ook bevoegd acht daarover in deze procedure te beslissen. Een verklaring voor recht kan in een verzoekschriftprocedure gegeven worden indien deze verklaring voor recht zich beperkt binnen de grenzen van de toepasselijke wetsbepalingen en gaat over de rechtsverhouding tussen partijen. [2] Dat is hier aan de orde. Om proceseconomische redenen en vanwege de nauwe samenhang met de verzoeken tot nietig verklaring/vernietiging van de besluiten, acht de kantonrechter zich bovendien ook bevoegd te oordelen over de vordering tot terugbetaling van het bedrag van € 5.209,09.
De splitsingsakte (van 1979) en het splitsingsreglement (van 1973) zijn van toepassing
4.6.
[verzoekers] hebben gesteld dat de splitsingsakte (van 1979) en het splitsingsreglement (van 1973) van toepassing zijn. Door de belanghebbenden die verweer hebben gevoerd zijn vraagtekens gezet bij de toepasselijkheid van dit splitsingsreglement (en zo begrijpt de kantonrechter, ook de splitsingsakte). Daartoe hebben belanghebbenden er onder meer op gewezen dat tijdens de ALV van 15 mei 2023 en in een eerder gevoerde gerechtelijke procedure, discussie is ontstaan over het toepasselijke splitsingsreglement. Volgens belanghebbenden is in het Huishoudelijk Reglement eerder (mede) verwezen naar het splitsingsreglement van 1992 en daarnaast is ook door de juridische commissie in bijlage 15 van [verzoekers] verwezen naar verschillende splitsingsreglementen. De kantonrechter gaat er vanuit dat in het onderhavige geval de splitsingsakte (van 1979) en het splitsingsreglement (van 1973) van toepassing zijn. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
4.7.
Vaststaat dat het pand bij splitsingsakte van 1979 in appartementsrechten is gesplitst. Dat deze splitsingsakte nadien is gewijzigd, anders dan de in 2.3 genoemde rectificatie, is door belanghebbenden op geen enkele wijze onderbouwd. De enkele blote stelling van belanghebbenden, inhoudende ‘dat de splitsingsakte in 2000 of 2004 mogelijk is aangepast om zo het gebruik van meters mogelijk te maken’, is voor het aannemen van een wijziging van de splitsingsakte onvoldoende. De splitsingsakte met rectificatie is aan te merken als een authentieke akte en de kantonrechter gaat in deze procedure dan ook uit van de juistheid van het vermeld staande in deze splitsingsakte. In de splitsingsakte is uitdrukkelijk het splitsingsreglement van 1973 van toepassing verklaard.
Toetsingskader voor een nietig/vernietigbaar besluit
4.8.
Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Voor de toepassing van artikel 2:14 BW wordt de akte van splitsing gelijkgesteld met de statuten (artikel 5:129 lid 1 BW). Op grond van artikel 5:130 lid 1 in samenhang met artikel 2:15 lid 1 sub b BW kan de kantonrechter een besluit vernietigen als dat besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist. Dit is een marginale toets. Het gaat erom of de vergadering bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
Het besluit over de afrekening stookkosten over de jaren 2021, 2022 en 2023 is nietig
4.9.
Het besluit van [verweerster], inhoudende om de stookkosten over de jaren 2021, 2022 en 2023 niet conform de breukdelen (1/27 per appartement) als genoemd in de splitsingsakte af te rekenen, is naar het oordeel van de kantonrechter nietig. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
4.10.
Uit de toelichting van partijen over de wijze van verwarming begrijpt de kantonrechter dat het pand waarvan het appartement van [verzoekers] onderdeel uitmaakt beschikt over één centrale verwarmingsinstallatie. De warmte wordt van daaruit doorgezet naar de appartementen. De centrale verwarming met bijbehorende leidingen worden gelet op het bepaalde in artikel 2 sub b van het splitsingsreglement (met uitzondering van de radiatoren en radiatorkranen in de privé gedeelten) als gemeenschappelijke zaak aangemerkt.
4.11.
Uit artikel 17 sub h van het splitsingsreglement volgt dat de kosten van brandstof, de elektriciteit en het water, benodigd voor de centrale verwarming annex warmwaterinstallaties, tot de schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars worden gerekend, tenzij de akte daaromtrent een afwijkende regeling bevat. Van dit laatste is de kantonrechter niet gebleken. Daarnaast volgt uit de rectificatie op de splitsingsakte onder C sub 3 in combinatie met artikel 23 sub 1 en 3 van het splitsingsreglement dat de eigenaars verplicht zijn om voor 1/27 deel bij te dragen in de schulden en kosten die voor gemeenschappelijke rekening zijn.
4.12.
De door [verweerster] sinds (in ieder geval) 2004 gehanteerde afrekeningsmethodiek voor stookkosten en het in lijn hiermee op 7 februari 2024 genomen besluit, is in strijd met het hiervoor bepaalde in de splitsingsakte en het bijbehorende splitsingsreglement, en is dus nietig.
4.13.
De enkele omstandigheid, inhoudende dat [verweerster] haar huidige afrekeningsmethodiek voor stookkosten al 20 jaar hanteert, maakt niet dat van strijd met de splitsingsakte en nietigheid van het besluit geen sprake is. Op grond van artikel 5:113 lid 2 BW is het uitgangspunt dat de leden voor een gelijk deel in de schulden en kosten die ingevolge de wet of het reglement voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaars komen bijdragen, tenzij daarvoor bij het reglement een andere verhouding is bepaald. Een verdeelsleutel die afwijkt van een verdeling op basis van gelijke delen moet dan ook in het splitsingsreglement zijn opgenomen. De rechtszekerheid verlangt namelijk dat derden zich moeten kunnen baseren op de inhoud van de splitsingsakte en dat zij erop moeten kunnen vertrouwen dat ook op basis van de splitsingsakte wordt gehandeld.
4.14.
Voor zover er goede gronden bestaan om van in de splitsingsakte opgenomen verdeling van de kosten af te wijken, bijvoorbeeld omdat de gevolgen van de afrekeningswijze niet (meer) aansluiten bij de eisen van de tijd of omdat deze afrekeningswijze tot een ongerechtvaardigde lastenverdeling leidt, dient daarvoor de aangewezen weg te worden bewandeld. De wet biedt voor dat geval de mogelijkheid om de splitsingsakte te wijzigen. Niet gebleken is echter dat [verweerster] daartoe tot op heden is overgegaan.
4.15.
De belanghebbenden hebben zich er daarnaast op beroepen dat de Warmtewet boven de splitsingsakte staat en dat hetgeen in de Warmtewet staat leidend is. Ook dit verweer slaagt naar het oordeel van de kantonrechter niet.
4.16.
In dat kader wordt erop gewezen dat met de herziening van de Warmtewet de verenigingen van eigenaars, anders dan voorheen, voor het grootste deel van de reikwijdte van de Warmtewet zijn uitgesloten. De leden van de verengingen van eigenaars hebben als verbruikers op grond van het appartementsrecht al inspraak in beslissingen over de wijze waarop het pand wordt verwarmd en de voorwaarden waaronder dat gebeurt, waaronder ook de kosten die daarvoor in rekening worden gebracht. De leden van de verenigingen van eigenaars zijn dan ook niet aan te merken als ‘gebonden verbruikers’ die de Warmtewet beoogde te beschermen. Door de Warmtewet werden deze verbruikers dan ook onnodig beschermd. Met de wetswijziging is [verweerster] dan ook grotendeels uitgezonderd van de reikwijdte van de Warmtewet. De definitie van het begrip verbruikers is aangepast naar verbruikers met een centrale aansluiting van meer dan 100 kW die tevens optreden als vereniging van eigenaars waarbij een verbruiker met een individuele aansluiting van minder dan 100 kW is aangesloten. [3]
4.17.
Enkel de artikelen 8 (lid 2 tot en met 4, lid 6, lid 7 en lid 9), 8a en 8b Warmtewet, waaraan een Europese richtlijn (2012/27/EU) ten grondslag lag, zijn ten aanzien van de vereniging van eigenaars nog wel gehandhaafd. Deze bepalingen zien op de wijze van bemetering, de eisen waaraan de meetinrichting moet voldoen en de kostenverdelingssystematiek. Deze bepalingen van de Warmtewet verzetten zich naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval echter niet tegen een verdeling van de stookkosten overeenkomstig de breukdelen in de splitsingsakte.
4.18.
Daartoe wordt erop gewezen dat de leden in de splitsingsakte niet enkel voor de stookkosten maar ook voor de overige schulden en kosten die voor gemeenschappelijke rekening van [verweerster] komen, zijn overeengekomen dat een ieder verplicht is daaraan bij te dragen voor 1/27 deel, ongeacht het gebruik daarvan. Doel en strekking van de Warmtewet is het tegengaan van misbruik van een monopolypositie van de warmteleverancier tegenover de kleine verbruiker die afhankelijk is van het warmtenet van die leverancier. [4] Aan deze beschermingsgedachte wordt hier voldaan. De warmteleverancier is in dit geval [verweerster] en aan de leden komt in het kader van de besluitvorming over de verdeling van de stookkosten stemrecht toe. Zij kunnen in dat verband dan ook voor hun rechten als verbruiker van warmte opkomen, waarover in verenigingsverband wordt beslist. [5]
4.19.
Daarbij komt dat naar het oordeel van de kantonrechter bovendien ook niet is komen vast te staan dat de door [verweerster] sinds 2004 gehanteerde afrekeningsmethodiek over de jaren 2021 tot en met 2023 wel tot een eerlijke verdeling van de kosten heeft geleid. [verzoekers] hebben aangegeven dat de individuele meters, op basis waarvan (mede) wordt afgerekend, door mankementen aan de verwarmingsinstallatie en de kostenbesparingsmethodes van andere bewoners, geen juiste weergave geven van het werkelijke aandeel van het verbruik van de individuele verbruiker. Uit onder meer artikel 8a lid 3 Warmtewet volgt dat bij de kostenverdelingssystematiek wel van een zo nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke aandeel van het verbruik van de individuele verbruiker dient te worden uitgegaan.
4.20.
Uit onder meer de notulen van de ALV van 15 mei 2023 maakt de kantonrechter op dat doordat vele radiatoren in het pand zijn afgekoppeld of niet worden gebruikt, terwijl het appartement van deze leden wel wordt verwarmd via de warme stand buizen, leden die wel genoodzaakt zijn de radiatoren te gebruiken extreem veel meer betalen dan de bedoeling was bij start van het bemeteren. Daarnaast is ook door [naam bedrijf] geconcludeerd dat door het verwijderen van radiatoren de bewoners die nog wel zijn aangesloten op de installatie met te veel druk op de pomp te maken hebben gehad en het water bij deze bewoners ook bij dichtstand nog steeds door de radiatoren circuleerde. Het voorgaande is door de belanghebbenden niet, althans niet onderbouwd, bestreden. Vaststaat bovendien ook dat de verwarmingsinstallatie inmiddels op meerdere punten is aangepast. Daarbij is de verwarmingsinstallatie onder meer opnieuw afgesteld, kloppend met het aantal radiatoren in het appartementencomplex.
4.21.
Het voorgaande brengt met zich dat het besluit van [verweerster], inhoudende om de stookkosten over de jaren 2021, 2022 en 2023 niet conform de breukdelen (1/27 per appartement) in de splitsingsakte af te rekenen, nietig is. Daarnaast wordt ook de door [verzoekers] verzochte verklaring voor recht, inhoudende dat de afrekeningsmethodiek zoals [verweerster] die hanteert in strijd is met de splitsingsakte, toegewezen.
Nietig besluit met betrekking tot de onderzoekskosten van Ista
4.22.
Het besluit van [verweerster] om de door [verzoekers] gemaakte kosten van de door Ista uitgevoerde controle aan de warmtemeter en de vervanging van de thermostaatknoppen niet te vergoeden, is eveneens nietig.
4.23.
Voor wat betreft de werkzaamheden aan de warmtemeter geldt dat de warmtemeter op grond van het bepaalde in artikel 2 sub b van het splitsingsreglement als gemeenschappelijke zaak is aan te merken. De warmtemeter is geen radiator of radiatorkraan in het privé gedeelte van [verzoekers] en maakt dus onderdeel uit van de technische installatie van de centrale verwarming. Op grond van artikel 17 sub a en h van het splitsingsreglement vallen de kosten van onderzoek aan de warmtemeter dan ook onder de schulden en kosten van [verweerster] en dienen deze kosten te worden verdeeld onder alle leden van [verweerster]. Het genomen besluit is dan ook in strijd met de inhoud van de splitsingsakte. Dit maakt dat het besluit nietig is.
4.24.
Het voorgaande brengt met zich dat ook het besluit tot goedkeuring van de jaarrekening nietig is. Hoewel in de notulen van de ALV van 7 februari 2024 niet met zoveel woorden is vermeld dat er is gestemd over het voorstel om de jaarrekening goed te keuren en het bestuur décharge te verlenen, is door belanghebbenden als zodanig niet betwist dat daarover een besluit is genomen.
[verweerster] moet de onderzoekskosten van € 86,72 aan [verzoekers] betalen
4.25.
[verzoekers] hebben aanspraak gemaakt op betaling van de door [verweerster] aan hen doorbelaste factuur van Ista van € 86,72. Dit bedrag is naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar.
4.26.
Zoals hiervoor onder 4.23 is overwogen is de warmtemeter aan te merken als een gemeenschappelijke zaak en komen de ten aanzien daarvan gemaakte (onderzoeks)kosten voor rekening van [verweerster]. Weliswaar geldt dit op grond van artikel 2 sub b van de splitsingsakte niet voor de vervanging van de radiatorknoppen in het privé gedeelte van [verzoekers], maar de belanghebbenden hebben gesteld dat er bereidheid bestaat om de gehele factuur aan [verzoekers] te voldoen. Het totale factuurbedrag wordt dan ook toegewezen.
4.27.
Voor wat betreft de door [verzoekers] gestelde ‘overige onderzoekskosten’ geldt dat deze kosten door [verweerster] (nog) niet aan [verzoekers] zijn doorbelast. Daarover kan in deze procedure dan ook niet worden beslist.
[verweerster] moet een bedrag van € 5.157,28 aan te veel betaalde stookkosten terugbetalen
4.28.
[verzoekers] hebben aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van
€ 5.157,28, zijnde het bedrag dat volgens [verzoekers] door hen te veel is betaald aan stookkosten over de jaren 2021, 2022 en 2023. Dit bedrag is naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar.
4.29.
[verzoekers] hebben ter onderbouwing van hun vordering verwezen naar bijlage 12 bij verzoekschrift waaruit volgt wat over deze jaren bij [verweerster] in rekening is gebracht en hetgeen aan [verzoekers] is doorbelast. Ook is in deze bijlage vermeld hetgeen [verzoekers] hadden moeten betalen indien volgens de breukdelen in de splitsingsakte was afgerekend. Het verschil daarvan bedraagt € 5.157,28.
4.30.
De belanghebbenden hebben erop gewezen dat [verzoekers] over het jaar 2023 ook een bedrag van € 7.871,92 aan subsidie heeft ontvangen en dat daarmee bij de berekening van hetgeen volgens [verzoekers] te veel is betaald rekening dient te worden gehouden. Uit bijlage 12 en 14 van [verzoekers] maakt de kantonrechter op dat [verzoekers] bij hun berekening met de aftrek en herberekening van deze subsidie al rekening hebben gehouden. De belanghebbenden hebben de berekening van [verzoekers] voor het overige niet, althans niet gemotiveerd, betwist, zodat de kantonrechter, mede gelet op de door [verzoekers] ter zitting gegeven onderbouwing en toelichting, van de juistheid van het door [verzoekers] berekende bedrag uitgaat.
[verweerster] moet de proceskosten betalen
4.31.
[verweerster] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 289 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoekers] tot vandaag vast op € 248,- aan griffierecht € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-). Dit is totaal
€ 926,-.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
4.32.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat het door [verweerster] op 7 februari 2024 genomen besluit, inhoudende om de stookkosten over de jaren 2021 tot en met 2023 niet conform de breukdelen in de splitsingsakte af te rekenen, nietig is;
5.2.
verklaart voor recht dat het door [verweerster] op 7 februari 2024 genomen besluit, inhoudende de goedkeuring van de jaarrekening en de afwijzing van het verzoek van [verzoekers] tot vergoeding van de onderzoekskosten van € 86,72, nietig is;
5.3.
verklaart voor recht dat de afrekeningsmethodiek zoals [verweerster] die hanteert voor de stookkosten in strijd is met de splitsingsakte;
5.4.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekers] van een bedrag van
€ 5.209,09;
5.5.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, die aan de kant van [verzoekers] worden begroot op € 926,-;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
495

Voetnoten

1.HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275
2.HR 31 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5319
3.Kamerstuk II 2016-2017, 34 723, nr. 3, p.5-7
4.Kamerstukken II, 2002/2003, 29 048, nr 3, p. 5
5.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5653