6.1.2.Beoordeling
6.1.2.1.
Inleiding
In het voorjaar van 2011 is een groot deel van de bevolking van Syrië vreedzaam in verzet gekomen tegen het regime van president Bashar al-Assad. In de loop van 2012 werd duidelijk dat jihadistische strijdgroepen, met zowel lokale als buitenlandse strijders in hun gelederen, in toenemende mate betrokken zijn bij de opstand in Syrië tegen het regime van president Bashar al-Assad.
In 2012 hebben er in het vluchtelingenkamp Yarmouk (in Zuid-Damascus) gevechten plaatsgevonden tussen enerzijds het Vrije Syrische Leger (FSA) en Palestijnse milities die de kant van rebellen hadden gekozen, en anderzijds het regeringsleger en Palestijnse milities die loyaal waren aan het Syrische regime. Yarmouk is in 1957 opgericht voor de huisvesting van Palestijnen die op de vlucht waren geslagen voor de oorlog die was uitgebroken in het vroegere Britse mandaatgebied Palestina na het vertrek van de Britten in mei 1948 en het gelijktijdig uitroepen van de staat Israël.
In april 2015 hebben Islamitische Staat (IS) en Jabhat al-Nusra het kamp op de FSA veroverd. Het regeringsleger heeft vervolgens de omsingeling van Yarmouk verstevigd. In april 2015 was het inwoneraantal van Yarmouk teruggelopen naar 18.000 inwoners (vóór 2012 had Yarmouk 160.000 inwoners). Na april 2015 werd de situatie Yarmouk in toenemende mate onhoudbaar.
In november 2017 was 50-60% van Yarmouk in handen van IS. Jabhat al-Nusra had op dat moment 30-40% in handen.
Op 19 april 2018 heeft het regeringsleger een offensief ingezet waarbij Yarmouk volledig werd verwoest. Het offensief is op 20 mei 2018 geëindigd, waarna de laatste IS-strijders en het regime een akkoord hebben gesloten waarbij de IS-leden en hun families werden geëvacueerd naar Idlib (de route van de burgers) of de Syrische woestijn (de route van de strijders). Jabhat al-Nusra had in april 2018 al een dergelijk akkoord met het regime gesloten.
6.1.2.2.
Over het recht
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie in de zin van artikel 140a Sr kan slechts dan sprake zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in dan wel ondersteuning verleent aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk. De deelnemingsgedraging behoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te worden. Wel zal feitelijk moeten worden vastgesteld waaruit de deelneming precies heeft bestaan.
Een aandeel als hiervoor bedoeld kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, maar wel
strekken tot verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voldoende is dat betrokkene in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat betrokkene enige vorm van opzet heeft op de door de terroristische organisatie beoogde concrete misdrijven. Evenmin is vereist dat betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan het plegen van misdrijven die door (leden van) de organisatie zijn of worden gepleegd.
6.1.2.3.
Over de feiten
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Op 5 juni 2016 wordt op een facebookpagina een foto geplaatst met de tekst: “
Een foto van de Ansar-terreurgroep die trouw zwoer aan ISIS, en zij spelen een belangrijke rol in de vernietiging en diefstal die nu plaatsvindt in het Yarmouk-kamp. Ze zetten boobytraps in de
gebouwen rond Haifa en Safed Streets”. Op de foto zijn vier mannen waaronder de verdachte te zien. Een man die naast de verdachte staat draagt een vuurwapen. Ook is te zien dat de straat is verwoest. De verdachte heeft verklaard dat de foto 50 meter van zijn woning is genomen en dat de man met het vuurwapen een lid van de groep Ansar al-Islam was.
Op 2 augustus 2016 is door de moeder van de verdachte op haar facebookpagina een video geplaatst. In deze video is onder andere een foto van de verdachte te zien. Even later verschijnt een IS-vlag in beeld.
Op 8 mei 2017 hebben de verdachte en zijn zus, [persoon A] (hierna: [persoon A] ), een gesprek. De verdachte stuurt: ‘
Zusje, waar gaan ze ons heenbrengen? Naar Raqqa?’. Op dat moment verschijnen er in Syrische media berichten dat er een akkoord tussen het Syrische regime en IS in Yarmouk gesloten zou kunnen worden, waarbij IS-strijders naar Noord-Syrië zouden worden geëvacueerd. Raqqa, de hoofdstad van het IS-kalifaat in Noord-Syrië, is in mei 2017 nog in handen van IS. [persoon A] stuurt: ‘
Nee, naar het platteland van Aleppo’. De verdachte reageert: ‘
Amerika gaat daar niet mee akkoord. Wij hebben daar geen gebieden’. Op het platteland van Aleppo is IS dan al grotendeels verdreven. [persoon A] stuurt vervolgens: ‘
Broertje, maak je van hen los. Luister naar me’.
Op 9 oktober 2017 stuurt de verdachte naar [persoon A] ‘
Waar willen ze ons heen brengen? Naar Deir (Ez-Zor)? Of naar Raqqa?’. Op dat moment lijdt IS grote militaire verliezen. Op 17 oktober valt Raqqa in handen van de Syrian Democratic Forces (SDF). Delen van Deir Ez-Zor zijn lange tijd in handen van IS. Op 3 november 2017 wordt de stad volledig heroverd door het Syrische leger.
Op 12 februari 2018 stuurt [persoon A] naar de verdachte: ‘
Ik wil maar een woord van jou horen. Zeg me wanneer je weggaat uit de ellende waar je in zit, broertje. Omwille van God, ga daar weg (...). Je weet dat je daar weg kunt.’ De verdachte stuurt: ‘
Zusje, de kinderen van je oom (van moederszijde) zijn burgers. (Zelfs) zíj kunnen niet vertrekken. Als je wilt dat ik word gepakt, zul je je hele leven ellendig voelen over mij’.
Op 14 april 2018 laat de verdachten aan [persoon A] weten dat ‘ [persoon B] ’ is vertrokken. Op enig moment stuurt [persoon A] naar de verdachte: ‘
Over [persoon B] en degenen die met hem vertrokken zijn. De mensen hebben dingen over hen naar buiten gebracht op Facebook (...). Eerlijk, ze komen te weten wie ze zijn. En ze gaan ze uitleveren. In elk land is een veiligheidsdienst (...). Luister, waag het niet iemand te vertellen wat je bent’.
Op 23 april 2018 stuurt [persoon A] naar de verdachte:
‘De groep van de familie [naam] is (al) in Jarablus (Rb: Noord-Syrië). Ze hebben het nu op facebook gezet’. De verdachte antwoordt daarop: ‘
Nee zusje, ze zijn hier. Zusje, het lukt niet. Omdat wij de Tanzim zijn, Daesh’. [persoon A] reageert: ‘
Broertje. Ze laten die van Daesh er wel uit.’
Op dezelfde dag stuurt de verdachte een geluidsopname naar [persoon A] : ‘
Zoals ik je al zei, zodra de man wist dat ik van de Staat ben, zei hij: “Ik kan niet voor je veiligheid zorgen in Yelda. Ik kan de beschieting laten stoppen bij het punt waar je eruit moet en dan kun je eruit.” Ik ga als God het wil. Ik zie je, zus.’
Op 29 april 2018 stuurt [persoon A] naar de verdachte: ‘
Broer, ze zeggen dat er een akkoord met jullie groep is ondertekend’. Op dat moment verschijnen in Arabische media berichten dat er een akkoord is bereikt tussen het Syrische regime en Jahbat Al-Nusra in Yarmouk over de evacuatie van strijders. De verdachte antwoordt: ‘
Zusje, dat gaat niet over ons. Dat zijn ze van AI-Nusra. Wat ons betreft is er op dit moment niets’.
Begin juni 2018 verlaat de verdachte het kamp Yarmouk. De route die de verdachte heeft afgelegd komt overeen met de route waarlangs de meeste IS-strijders vanuit Yarmouk zijn geëvacueerd. Deze route verliep van Damascus zuidwaarts in de richting van de provincie Suweida en vervolgens oostwaarts de woestijn in. In dit gebied had IS op dat moment nog invloed.
Op 4 juni 2018 stuurt de verdachte naar [persoon A] een aantal berichten: ‘
Zusje, in het kamp voor (het ingaan van) het staakt-het-vuren heb ik de laatste twee van mijn jongens begraven’ en ‘
Mijn sector was Talateen Street’. Ook stuurt de verdachte ‘
Voor de (militaire) campagne waren daar 250 man. Maar toen de campagne begon bleven wij met 16 over. De laatste twee stierven op de dag van het staakt-het-vuren. En ondanks dat konden ze niet binnenkomen. We hebben het ze moeilijk gemaakt. (…) De tanks verbranden we met sponzen. We nemen de soldaten hun munitie af en vechten ermee. (…) Bij God, het hoofdkwartier van de Staat (IS), daar vond geen aanval op mij plaats’. Het laatste offensief van de regering vond plaats in de periode van 19 april tot en met 20 mei 2018.
De verdachte stuurt voorts op 4 juni 2018: ‘
Wij werden omsingeld door tanks. Het leger naderde. Ze kwamen van drie kanten op ons af. We bleven in de tunnels totdat we in gevecht raakten met het leger. (We verbleven in de tunnels) vanwege de vliegtuigen en tanks. Maar toen ze er waren, moesten we uit (de tunnels) komen en raakten we met ze in gevecht. Ze waren door het dolle heen. We doden, we doden. Ze keren niet terug. Ieder van ons had nog maar weinig kogels over’. De verdachte stuurt aan zijn zus: ‘
Het leger nam het gebouw dat aan de weg staat over. Ik richtte een slachting onder hen aan. Totdat ik het gebouw overnam. Iets van twintig lijken’.
Op 28 januari 2019 stuurt de verdachte het volgende bericht naar [persoon A] : ‘
Hij weet dat wij degenen zijn die het Front (Jabhat al-Nusra) hebben geholpen op eigen benen te staan. Wij waren emirs daar en we hebben (Jabhat) al-Nusra de rug toegekeerd. Wij werden strijders omdat het Front (Jabhat al-Nusra) fout zit.’ De verdachte zegt vervolgens: ‘
Wij werden strijders.’
Op 22 februari 2019 stuurt de verdachte naar [persoon A] :
‘En je wilt ook niet
antwoorden. Europa heeft jou veranderd. Zusje, ik zweer je, zelfs al zou ik mijn ogen moeten verkopen, dan zou ik een verzoek van een van mijn zussen of broers niet weigeren. Ik heb mijn leven in de waagschaal gesteld voor vreemdelingen. Ik raakte gewond toen ik mensen wegsleepte waarmee ik geen enkele band had. Maar ik ben zoals God mij geschapen heeft.’
6.1.2.4.
Deelname aan IS
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden duiden naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op lidmaatschap van de verdachte van IS. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat de verdachte lange tijd woonde en werkte in Yarmouk; een gebied dat voor een groot deel onder controle stond van IS. De verdachte maakte in juni 2016 onderdeel uit van de gewapende Ansar-terreurgroep, welke groep op enig moment trouw heeft gezworen aan IS. Daarmee is de verdachte gaan behoren tot het samenwerkingsverband van IS. Hij is in het door IS gecontroleerde gebied gebleven tot de laatste IS-strijders daar door het regeringsleger werden verjaagd. Vervolgens is de verdachte via de voor IS-strijders gebruikelijke route vertrokken uit dat gebied. Dat verdachte behoorde tot IS, was blijkens de gesprekken met zijn zus en de door zijn moeder op Facebook geplaatste video, ook bekend bij zijn familie. In bovengenoemde chats duidt de verdachte zichzelf aan als deelnemer van IS door aan te geven dat hij strijder was.
Als lid van IS heeft de verdachte ook deelgenomen aan de gewapende strijd, zo blijkt onder meer uit het verslag dat hij op 4 juni 2018 heeft uitgebracht aan zijn zus over zijn rol tijdens gevechten met het regeringsleger in april/mei 2018. De verdachte zou daarbij een slachting hebben aangericht en zou hebben gezorgd voor ‘twintig lijken’. Daarmee heeft de verdachte een aandeel gehad in, en in ieder geval ondersteuning verleend aan, de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de terroristische organisatie IS.
Daar komt nog het volgende bij. Tussen oktober 2022 en januari 2023 heeft de verdachte telefonische gesprekken gevoerd waaruit blijkt dat hij zich zorgen maakt over een politieonderzoek naar [persoon B] Hij vroeg zich af of er ook onderzoek naar hem werd gedaan. [persoon B] is in januari 2023 in Nederland aangehouden op verdenking van het bekleden van een leidinggevende positie bij IS
Uit de gesprekken blijkt van grote angst aan de zijde van de verdachte om ontmaskerd en opgepakt te worden. Hij werd op 14 april 2018 al gewaarschuwd door zijn zus om niet te vertellen wie hij is en dat ieder land een veiligheidsdienst heeft.
6.1.2.5.
Verklaring van de verdachte niet aannemelijk
De verdachte heeft verklaard dat hij geen lid van IS of Jabhat al-Nusra is geweest. De verdachte heeft verklaard dat de berichten tussen hem en zijn zus, [persoon A] , verkeerd zijn geïnterpreteerd dan wel verkeerd zijn vertaald. De verdachte heeft onder andere verklaard dat hij met ‘wij’ bedoelde ‘wij, de mensen van Yarmouk’ in het algemeen. Hij heeft verklaard dat hij daarmee de groep niet inclusief hemzelf bedoelde. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij op 4 juni 2028 niet tegen zijn zus zou hebben gezegd ‘We doden, we doden’ maar ‘slaan, slaan, met geweren of stokken’.
De rechtbank gaat uit van de juistheid van de vertalingen en de duiding van de (grote hoeveelheid) chatberichten, audioberichten en telefoongesprekken. De diverse chatberichten zijn door de deskundige [naam deskundige] (tevens beëdigd vertaler Arabisch) vertaald en in een context geplaatst. Daarbij heeft de deskundige de vertaalde en geduide chatgesprekken voor een second opinion voorgelegd aan een beëdigd vertaler. Ook zijn er door de verdachte betwiste passages nogmaals beoordeeld door een andere beëdigd vertaler, die tot dezelfde conclusie is gekomen. De audioberichten zijn vertaald door een beëdigd tolk-vertaler. De deskundige [naam deskundige] heeft ter zitting zijn conclusies herhaald. De verdachte heeft niets anders aangevoerd dan de enkele stelling dat de vertaling niet juist is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de vertalingen.
De rechtbank acht voorts de (alternatieve) uitleg van de verdachte van de uitdrukkingen en woorden die hij gebruikte – mede gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden – niet aannemelijk. Daarbij is van belang dat het niet gaat om incidentele uitingen of berichten van de verdachte. De hiervoor door de rechtbank aan deze berichten verbonden conclusie van lidmaatschap van IS wordt door de hoeveelheid van berichten, de lengte van de periode waarbinnen die berichten zijn verstuurd en de aard en diversiteit van de onderwerpen daarin, ondersteund, waardoor de andere uitleg van de verdachte ongerijmd is en wordt gepasseerd.
Dat de verdachte een paar keer in de gesprekken met zijn zus de term
Daesh- een denigrerende term voor IS - gebruikt, maakt voorgaande niet anders. Zoals door de deskundige is verklaard, gebruikt de verdachte in de gesprekken de term
Daeshin combinatie met
Tanzim‘de organisatie’. Het lijkt er dus eerder op dat de verdachte – zoals door de deskundige is verklaard – in de gesprekken met zijn zus wilde ‘
levelen’ omdat zij geen affiniteit met IS had en er op aandrong dat hij IS gebied zou verlaten.
6.1.2.6.
Partiële vrijspraak: deelname aan Jabhat al-Nusra
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte deel heeft genomen aan de terroristische organisatie Jabhat al-Nusra. De enkele chatberichten van de verdachte daarover zijn onvoldoende om dat gedeelte van de tenlastelegging bewezen te verklaren. De rechtbank zal de verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.