In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers ROT 24/4910, ROT 24/4911 en ROT 24/4912. De rechtbank heeft geoordeeld over het niet tijdig nemen van besluiten door de Belastingdienst/Toeslagen op de bezwaren van eiser, die eerder door de rechtbank was opgedragen om een besluit te nemen. Eiser had opnieuw beroepen ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat de situatie zich leent voor een uitspraak zonder zitting, zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder opgelegde dwangsommen zijn bereikt en dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de bezwaren van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 51,- en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek om de hoogte van de verbeurde rechterlijke dwangsom vast te stellen, en heeft de mogelijkheid van verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak vermeld.