In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [plaatsnaam], een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 26 maart 2024 een ingebrekestelling ontvangen, maar heeft niet tijdig beslist op het verzoek. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, en dat de Belastingdienst niet heeft beslist na de ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging te doen, en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit over compensatie bekend te maken. Tevens is er een dwangsom vastgesteld van € 100,- per dag voor elke dag dat de gestelde termijnen worden overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 vergoed moeten worden.
De rechtbank heeft in deze uitspraak verwezen naar relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet hersteloperatie toeslagen, en heeft de zaak als van licht gewicht gekwalificeerd, wat invloed heeft op de proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2024, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.