In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 19 augustus 2022 een ingebrekestelling ontvangen, maar heeft niet tijdig beslist op het verzoek. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden en dat de Belastingdienst niet heeft beslist na de ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst binnen acht weken na de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging moet bekendmaken en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit over compensatie moet nemen. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de gestelde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, maar dat de overschrijding van de beslistermijn een gegronde reden voor beroep vormt. De uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz op 27 juni 2024, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft recht op een snelle afhandeling van haar verzoek, en de rechtbank heeft de Belastingdienst aangespoord om de nodige stappen te ondernemen om aan de wettelijke termijnen te voldoen.