ECLI:NL:RBROT:2024:6218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
24/4762
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en dwangsom in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [plaatsnaam], een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, gedateerd 10 oktober 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar, nadat de Belastingdienst op 15 april 2024 een ingebrekestelling ontving. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank constateert dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er is geen besluit op het bezwaar genomen. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard. Eiseres heeft verzocht om vaststelling van de verbeurde dwangsom, aangezien verweerder geen dwangsombeschikking heeft afgegeven. De rechtbank heeft de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken. Bij overschrijding van deze termijn verbeurt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4762
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.H. Bijvank,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 10 oktober 2023 met kenmerk [kenmerk].
Verweerder heeft op 15 april 2024 een ingebrekestelling ontvangen.
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Verweerder heeft op 27 mei 2024 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
Eiseres heeft zich bij verweerder gemeld voor een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft daarover een beschikking gegeven, waartegen eiseres een bezwaarschrift heeft ingediend.
Niet in geschil is dat de termijn om te beslissen op het bezwaar is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en sinds de ontvangst daarvan door verweerder zijn meer dan twee weken verstreken. Niet is gebleken dat verweerder alsnog heeft beslist op het bezwaar. Het beroep is daarom gegrond.
Eiseres heeft verzocht de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom vast te stellen. Verweerder heeft geen dwangsombeschikking afgegeven. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de hoogte van de verbeurde dwangsom vaststellen op € 1.442,-.
Gelet op de zeer grote omvang van de hersteloperatie toeslagen is sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3209). Verweerder moet in beginsel binnen twaalf weken na de datum van het verweerschrift een beslissing op bezwaar bekendmaken. Omdat van deze termijn op de datum van deze uitspraak ruim vier weken zijn verstreken, zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet bekendmaken. Er bestaat geen aanleiding om in dit individuele geval een andere nadere beslistermijn te bepalen.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijn overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag dat de termijn overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de proceskostenveroordeling een wegingsfactor van 0,25 moet worden toegepast, omdat de zaak van zeer licht gewicht is. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7513, en een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4482. De rechtbank oordeelt anders. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling zijn zaken over niet-tijdig beslissen van licht gewicht, zodat een wegingsfactor van 0,5 moet worden toegepast (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:591, de uitspraak van 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4784, en de uitspraak van 16 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:657). De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding daarvan af te wijken.
De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen reeds verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaar van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van N.W. Nooter, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 27 juni 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.