In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 23 december 2023 een ingebrekestelling ontvangen, maar heeft niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, en dat er geen beslissing is genomen door de Belastingdienst na de ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst binnen zes weken na de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging moet bekendmaken, en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit over compensatie moet nemen. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de gestelde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Dit is bedoeld om de Belastingdienst te prikkelen om snel te beslissen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, door de Belastingdienst moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de zaak als van licht gewicht gekwalificeerd, maar heeft geen aanleiding gezien om een lagere wegingsfactor toe te passen dan 0,5, zoals gebruikelijk is in zaken over niet-tijdig beslissen. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2024.