In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [plaatsnaam], een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, gedateerd 9 juni 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar, nadat de Belastingdienst op 15 december 2023 een ingebrekestelling ontving. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank constateert dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst in gebreke gesteld, maar er is geen beslissing op het bezwaar genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft ook een dwangsombeslissing van 23 februari 2024 in aanmerking genomen, waarbij aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- is toegekend. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst binnen zes weken na de uitspraak een beslissing op het bezwaar moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast is de Belastingdienst veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 51,- en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, maar dat de standaard wegingsfactor van 0,5 moet worden toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz op 27 juni 2024, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak.