In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2024, wordt het beroep van eiser, een student uit Rotterdam, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een eenmalige energietoeslag beoordeeld. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen op 30 oktober 2022, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. Eiser heeft beroep ingesteld, waarop verweerder heeft gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 13 februari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven zijn bankafschriften te overleggen, maar eiser heeft hierop niet meer gereageerd.
De rechtbank oordeelt dat eiser, die studiefinanciering ontvangt, op de aanvraagdatum niet in aanmerking komt voor de energietoeslag volgens het gemeentelijke beleid, dat studenten die studiefinanciering ontvangen uitsluit van deze toeslag. Eiser betoogt dat deze uitsluiting in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank volgt de eerdere uitspraken van de meervoudige kamer en oordeelt dat het onderscheid tussen studenten en niet-studenten gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de categoriale bijstand een grofmazig instrument is en dat de wetgever ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van uitsluitingsgronden.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, bepaalt zij dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.