In deze zaak gaat het om de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 17 december 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). Appellant woont samen met zijn moeder, die een ouderdomspensioen ontvangt. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft appellant meegedeeld dat de hoogte van zijn bijstand per 1 juli 2015 is vastgesteld op 50% van de norm voor gehuwden, omdat hij een kosten delende medebewoner heeft. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de kostendelersnorm van toepassing is, omdat appellant en zijn moeder geen zakelijke relatie hebben die onder de uitzonderingen van de kostendelersnorm valt. De Raad heeft ook overwogen dat de eigen bijdrage aan het CAK van € 23,- per maand niet voldoende is om de bijstand aan te passen op basis van artikel 18 van de PW. Appellant heeft verder aangevoerd dat de toepassing van de kostendelersnorm inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht en zijn recht op privé- en familieleven, maar de Raad heeft deze argumenten verworpen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, evenals de veroordeling in de proceskosten.