Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 september 2023, met bijlagen 1 en 2;
- het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 3.
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, woonachtig in Rotterdam, een vordering ingesteld tegen Stichting Havensteder. Eiser eist een restant verhuiskostenvergoeding van € 4.505,-, huurprijsvermindering van € 300,- per maand en € 3.000,- schadevergoeding, na renovatie en dringende werkzaamheden aan zijn huurwoning. Eiser heeft gedurende de werkzaamheden niet in de woning kunnen verblijven, wat leidde tot zijn vordering. De kantonrechter heeft op 21 juni 2024 uitspraak gedaan.
De kantonrechter heeft de eisen van eiser afgewezen. De reden hiervoor is dat Havensteder heeft aangetoond dat de werkzaamheden een mix van renovatie en dringende werkzaamheden betroffen. De kantonrechter oordeelt dat de verhuiskostenvergoeding niet verschuldigd is, omdat de werkzaamheden niet hebben geleid tot een noodzakelijke verhuizing van eiser. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat de werkzaamheden aan zijn woning hem hebben gedwongen te verhuizen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de eis tot terugplaatsing van de schutting afgewezen, omdat deze al was teruggeplaatst. De huurprijsvermindering werd afgewezen op basis van de conclusie dat de gebreken die eiser heeft genoemd, niet substantieel genoeg waren om een vermindering van € 300,- per maand te rechtvaardigen. Tot slot werd de eis tot schadevergoeding afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er schade is veroorzaakt door de werkzaamheden. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder zijn vastgesteld op € 813,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.