ECLI:NL:RBROT:2024:5831
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2024 uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens woning door de burgemeester van Rotterdam is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 24 mei 2024 besloten de woning van verzoeker te sluiten voor drie maanden vanwege overtredingen van de Opiumwet, waarbij aanzienlijke hoeveelheden drugs en contant geld in de woning en de auto van verzoeker zijn aangetroffen. Verzoeker betwistte de sluiting en stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, omdat hij de brief met het voornemen tot sluiting niet had ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester op goede gronden had besloten tot sluiting van de woning en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De sluiting werd als noodzakelijk en evenwichtig beoordeeld, gezien de ernst van de overtredingen en de omstandigheden van de zaak. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.