ECLI:NL:RBROT:2024:488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/5117
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van laattijdige aanvraag voor Wajong-uitkering en vaststelling van arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres, geboren op [geboortedatum], had op 24 oktober 2022 een laattijdige aanvraag ingediend bij het UWV, die op 6 maart 2023 werd afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 14 juli 2023. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat zij door de ziekte van Stargardt al op jonge leeftijd zichtproblemen had en daardoor niet in staat was om te werken. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres niet jonggehandicapt was op haar achttiende verjaardag en dat er geen situatie was die haar recht op een Wajong-uitkering zou rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 6 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum], heeft op 24 oktober 2022 een (laattijdige) aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij het UWV ingediend en daarbij aangegeven dat zij in aanmerking wil komen voor een Wajong-uitkering vanwege haar fysieke klachten.
1.2.
In verband met de aanvraag om een Wajong-uitkering heeft een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts komt in het rapport van 2 maart 2023 tot de conclusie dat er te weinig informatie is over de voor de Wajong verzekerde periode om over te kunnen gaan tot de conclusie dat eiseres niet over arbeidsvermogen beschikte in die periode. De arbeidsdeskundige komt in het rapport van 6 maart 2023 tot de conclusie dat eiseres op het moment van beoordelen geen arbeidsvermogen meer heeft, maar dat niet vaststaat dat zij voor de Wajong verzekerde periode duurzaam geen arbeidsvermogen had. Hierna heeft het UWV met het primaire besluit beslist dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
2. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van dossieronderzoek en de telefonische hoorzitting van 19 juli 2023 een nadere beoordeling verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat er in de verzekerde periode van 22 juli 1997 tot aan 22 juli 2022 niet kan worden gesproken van afwezigheid van arbeidsvermogen op medische gronden bij eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat eiseres in de verzekerde periode in staat was om vier uur per dag en één uur aangesloten kon werken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres in die periode de taak ‘vouwen was’ kon uitvoeren en werknemersvaardigheden beschikte. Het UWV heeft aan het bestreden besluit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag gelegd.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert in beroep aan dat zij kampt met de ziekte van Stargardt, welke op kinderleeftijd is begonnen en het aannemelijk maakt dat zij al rond haar 18e en 23e levensjaren zichtproblemen had. De slechtziendheid neemt met het jaar toe en in 2001 had zij al een slechte visus, zoals uit de stukken van de oogarts blijkt. Eiseres heeft bij de opvoeding van haar kinderen de huishoudelijke taken altijd ondersteuning nodig gehad, hetgeen duidt op beperkingen. Het UWV heeft onvoldoende gemotiveerd dat zij ondanks de visuele beperkingen wel arbeidsvermogen had in de verzekerde periode. Eiseres betoogt dat zij geen basaal werkvermogen heeft en dat zij niet in staat was om vier uur per dag dan wel één uur aangesloten arbeid te verrichten. Eiseres meent dat zij sinds haar vroege jaren dusdanige beperkingen heeft ondervonden van haar slechtziendheid, dat zij als gevolg van die beperkingen sinds haar 18e leeftijd meer in staat was aan het arbeidsproces deel te nemen. Eiseres voert verder aan dat het UWV heeft nagelaten haar te onderzoeken door middel van een fysieke keuring daarmee onvoldoende haar belastbaarheid in kaart heeft kunnen brengen.

Het beoordelingskader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De aanvraag van eiseres moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van hoofdstuk 1a van de Wajong. Op de aanvraag van eiseres is namelijk de Wet vereenvoudiging Wajong 2020 van toepassing. [1] In artikel II van deze wet is nieuw overgangsrecht opgenomen voor aanvragen die zijn ingediend na de inwerkingtreding van deze wet. Dit overgangsrecht komt erop neer dat een aanvraag van iemand die is geboren vóór 1 januari 1980 en die nog niet eerder een AAW/Wajong-aanvraag indiende, wordt beoordeeld aan de hand van bepalingen van Hoofdstuk 1a van de Wajong. De wetgever heeft hiermee de toegang tot de oude Wajongregeling bij zeer laattijdige aanvragen afgesloten. [2] Op grond van artikel VI van de Wet vereenvoudiging Wajong 2020 treedt artikel II in werking zes maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. De wet is op 18 juni 2020 in het staatsblad gepubliceerd. [3] Dat betekent dat artikel II in werking is getreden op 18 december 2020. De aanvraag van eiseres is gedateerd op 24 oktober 2022. Daarom is dit artikel op haar aanvraag van toepassing.
4.2.
Een uitkering op grond van hoofdstuk 1a van de Wajong kan alleen worden toegekend als iemand ‘jonggehandicapte’ is. In het geval van eiseres geldt dat zij als ‘jonggehandicapte’ wordt beschouwd als zij op haar achttiende verjaardag door medische en objectief vast te stellen beperkingen duurzaam geen arbeidsvermogen had of als zij in de vijf jaar daarna door dezelfde ziekteoorzaak alsnog duurzaam geen arbeidsvermogen had.
4.3.
Omdat eiseres pas in oktober 2022 een Wajong-uitkering heeft aangevraagd en haar arbeidsvermogen moet worden beoordeeld per 22 juli 1997 (haar 18e verjaardag), is er sprake van een zogeheten laattijdige aanvraag. Als onvoldoende gegevens over de gezondheidstoestand van de betrokkene in de van belang zijnde periode beschikbaar zijn, komt deze omstandigheid voor risico van de betrokkene. [4] Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) rust de bewijslast in dat geval op de aanvrager, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. [5]

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het UWV bij het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering terecht heeft gehandhaafd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd.
Het onderzoek werd gebaseerd op bestudering van het dossier, anamnese en eigen onderzoek. Gebleken is dat door het UWV met eiseres telefonisch een afspraak is gemaakt voor het inplannen van een hoorzitting op 19 juni 2023 op het kantoor van het UWV. Eiseres is bij brief van 22 mei 2023, verzonden aan de gemachtigde van eiseres, uitgenodigd voor een fysieke hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 13 juli 2023 toegelicht dat op verzoek van de gemachtigde van eiseres de hoorzitting telefonisch heeft plaatsgevonden met ondersteuning van haar gemachtigde en dochter vanuit het kantoor van de gemachtigde. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is telefonisch bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft rekening gehouden met de in bezwaar verkregen medische informatie afkomstig van de behandelend sector.
Het verwijt van eiseres aan het UWV dat er geen fysiek onderzoek heeft plaatsgevonden, treft reeds geen doel, omdat zij daar zelf voor heeft gekozen, nog daargelaten dat de verzekeringsartsen begrijpelijk hebben toegelicht dat daartoe ook geen noodzaak bestond.
7. Evenmin treft doel het betoog van eiseres dat het UWV niet op goede gronden heeft vastgesteld dat bij haar in de verzekerde periode van 22 juli 1997 tot aan 22 juli 2022 niet kan worden gesproken van afwezigheid van arbeidsvermogen op medische gronden.
Er moest toen sprake zijn van ziekte of gebrek als gevolg waarvan de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) duurzaam ontbraken. Onder ‘duurzaam’ wordt verstaan dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer kunnen ontwikkelen. De mogelijkheden tot arbeidsparticipatie ontbreken als er geen taak kan worden uitgevoerd in een arbeidsorganisatie, er niet over basale werknemersvaardigheden wordt beschikt, er niet aaneengesloten een uur kan worden gewerkt of de aanvrager niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Bepalend is de toenmalige situatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover opgemerkt dat eiseres sinds haar veertiende brildragend is voor haar aandoening, zonder andere hulpmiddelen. In 1996, op haar zeventiende levensjaar, komt zij naar Nederland en krijgt zij een bril. In 2001, toen eiseres eenentwintig was, werd door de huisarts een slechte visus gemeld. Tussen het achtentwintigste en drieëndertigste levensjaar van eiseres wordt zij door Visio begeleidt, waarbij het gebruik van een loep wordt geadviseerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht eiseres in die periode (met beperkingen) heeft gefunctioneerd in haar dagelijkse leven, inclusief de zorg voor haar kinderen en het onderhouden van sociale contacten. In december 2001 kreeg eiseres huishoudelijk hulp en de oogproblematiek wordt tussen haar twintigste en achtendertigste leeftijd door de oogarts als een stabiele situatie omschreven. In 2018 wordt een melding van verslechtering van de visus gedaan.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deugdelijk gemotiveerd dat het verlies van arbeidsvermogen rond 2018 heeft plaatsgevonden, hetgeen buiten de voor de Wajong verzekerde periode van 22 juli 1997 tot 22 juli 2002 valt. De in die periode manifeste ziekteverschijnselen als gevolg van de aanwezige beperkingen bieden geen indicatie voor de vaststelling dat eiseres al in die periode geen arbeidsvermogen had.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verder inzichtelijk gemotiveerd waarom eiseres in de vijf jaar na haar achttiende verjaardag geacht werd te beschikken over arbeidsvermogen. De arbeidsdeskundige heeft deugdelijk gemotiveerd dat aangenomen moet worden dat eiseres op enig moment heeft beschikt over arbeidsvermogen, bij gebreke van aanwijzingen voor langdurige ziekte of dat eiseres een taak zoals het vouwen van was niet kon verrichten.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande betekent dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres niet jonggehandicapt was op haar achttiende verjaardag en evenmin dat sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong. Daarom heeft het UWV terecht bij het bestreden besluit gehandhaafd de weigering een Wajong-uitkering aan eiseres toe te kennen.
9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 1a:1
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
3. De ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft wordt alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
(…)
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
(…)
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
(…)
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag
belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het
minimumloon per uur.

Voetnoten

1.Wet van 27 mei 2020 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes.
2.Zie hierover ook Kamerstukken II, 2018/2019, 35 213, nr. 3, p. 15.
3.Staatsblad 2020, 173.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 11 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:39 en ECLI:NL:CRVB:2023:60.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 18 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1356.