ECLI:NL:RBROT:2024:4790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
24/4718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woning sluiting op basis van Opiumwet na aantreffen harddrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, de hoofdbewoner van een woning in Vlaardingen, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van Vlaardingen, die deze maatregel had opgelegd vanwege een overtreding van de Opiumwet. De burgemeester had op 30 april 2024 besloten de woning voor zes maanden te sluiten na het aantreffen van 110 gram harddrugs en drugsgerelateerde artikelen tijdens een politieonderzoek. Verzoekster, die samen met haar kinderen in de woning woont, betwistte de noodzaak van de sluiting en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar zoon, die eerder was aangehouden voor drugshandel.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 21 mei 2024, waarbij zowel verzoekster als de burgemeester en vertegenwoordigers van de betrokken partijen aanwezig waren. De rechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor het verzoek, aangezien verzoekster anders zes maanden geen toegang tot haar woning zou hebben. De rechter heeft echter ook vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat er een noodzaak was voor deze maatregel, gezien de ernst van de situatie en de betrokkenheid van de woning bij drugshandel.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten, en dat de sluiting evenwichtig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4718

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

de burgemeester van de gemeente Vlaardingen

(gemachtigde: mr. L. Polak).
Als derde-partij heeft aan de zaak deelgenomen: Stichting Waterweg Wonen uit Vlaardingen (Waterweg Wonen)
(gemachtigde: mr. C. Loos).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 30 april 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekster vanaf 8 mei 2024 gesloten voor zes maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster (vergezeld door haar dochter [persoon A] en haar zoon [persoon B] ), de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester en
[persoon C] en [persoon D] (namens de burgemeester), de gemachtigde van Waterweg Wonen en [persoon E] (namens de politie).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
4. Verzoekster woont op het adres [adres] in Vlaardingen (de woning). Waterweg Wonen is eigenaar en verhuurder van de woning. Ten tijde in geding staat verzoekster samen met drie van haar kinderen op dat adres ingeschreven.
5. Naar aanleiding van een melding van Meld Misdaad Anoniem (MMA) dat, onder anderen, een persoon genaamd [persoon F] wonende aan de [adres] te Vlaardingen zou handelen in verdovende middelen en vuurwapens, en tevens in het bezit zou zijn van automatische vuurwapens, heeft de politie een onderzoek gestart, waarbij op 12 maart 2024 een doorzoeking plaatsvond in de woning op grond van de Wet wapens en munitie. Tijdens deze doorzoeking werden geen wapens aangetroffen, maar wel een handelshoeveelheid verdovende middelen. Het betrof middelen voorkomend op lijst I van de Opiumwet te weten 4,1 gram heroïne, 97,9 gram cocaïne en 8 gram MDMA. Ook werden drugs gerelateerde goederen aangetroffen, zoals verpakkingsmateriaal en twee weegschalen. Daarnaast werd een flink geldbedrag aangetroffen in verschillende valuta.
In de politiesystemen zijn druggerelateerde meldingen bekend op dit adres.
[persoon F] (de zoon) werd in 2022 aangehouden voor handel in verdovende middelen. Op 12 april 2022 is hem voor de duur van één jaar een last onder dwangsom opgelegd wegens het dealen van drugs.
Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 19 maart 2024 (bestuurlijke rapportage) en een aanvullend proces-verbaal van 24 maart 2024.
Ter zittingis namens de politie toegelicht dat de in 2022 aan de zoon opgelegde dwangsom is opgelegd voor handel op straat. In de woning zijn toen alleen druggerelateerde attributen aangetroffen.
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor zes maanden. Verzoekster is het daar niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in haar woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. Anders dan de burgemeester vindt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang voldoende aannemelijk. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoekster immers gedurende zes maanden geen toegang meer tot haar woning.
Wat is het beoordelingskader?
9. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in dat pand harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de drugs met dat doel aanwezig is. De burgemeester legt dan een last onder bestuursdwang op. De burgemeester beschikt bij de uitoefening van die bevoegdheid over beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. [1]
9.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Vlaardingen tegen te gaan. Dit beleid staat in het Damoclesbeleid gemeente Vlaardingen, dat in werking is getreden op 6 juni 2019. In hoofdstuk 2 van dit beleid staat in welke gevallen en voor welke duur de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
10. Niet is in geschil dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen die de toegestane gebruikershoeveelheid van 0,5 gram voor harddrugs in ruime mate (220 keer) overschrijdt en dat de burgemeester daarom in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten.
Was er noodzaak om de woning te sluiten?
11. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [2] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [3] Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
12. Verzoekster betwist de noodzaak. Zij acht niet aannemelijk dat de woning deel uitmaakte van het criminele drugscircuit en dat het woon-en leefklimaat van de buurt is aangetast. Er heeft nooit handel vanuit de woning plaatsgevonden, er was geen loop op de woning en zij is niet bekend met overlastmeldingen. De zoon heeft de drugs zonder haar medeweten en dat van de andere kinderen in de woning gebracht en verstopt. De zoon heeft dat ook toegegeven en verklaard dat hij de drugs in de woning bewaarde voor eigen gebruik. Verzoekster heeft de zoon uit huis gezet, de sloten van de woning vervangen en de zoon van het adres laten uitgeschreven uit de basisregistratie personen. Verzoekster vindt dat de burgemeester daarom kan volstaan met een waarschuwing.
13. De voorzieningenrechte is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft kunnen achten en niet met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, hoefde te volstaan. De burgemeester heeft daarbij kunnen betrekken dat sprake is van een ernstig geval als bedoeld in zijn beleid. Dit gelet op de aanzienlijke handelshoeveelheid harddrugs, de attributen (zoals verpakkingsmateriaal en twee weegschalen, alsmede een flink geldbedrag in verschillende valuta) die in de woning zijn aangetroffen. Dit alles duidt op handel in drugs. Dat de drugs bestemd was voor eigen gebruik is, reeds gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs - die de toegestane gebruikershoeveelheid 220 keer overschrijdt - in combinatie met de aangetroffen druggerelateerde zaken als voornoemd, onaannemelijk. De burgemeester heeft gelet op het voorgaande, in samenhang met de MMA-melding, die tevens drugs gerelateerd is, aannemelijk mogen achten dat de drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [4]
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
14. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekster. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [5]
15. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Verzoekster vindt dat de sluiting van de woning niet evenwichtig is en dat de burgemeester onvoldoende onderzoek naar haar situatie heeft gedaan. De zoon heeft alles heimelijk gedaan, zodat haar niets valt te verwijten. Zij kan met haar andere kinderen nergens terecht. Zij heeft niet de middelen om andere woonruimte te huren en bij de daklozenopvang zijn wachtlijsten. Zij heeft medische klachten in de zin van zware diabetes en is slecht ter been. Het is daarom essentieel dat zij dicht bij noodzakelijke voorzieningen, zoals apotheek en huisarts, woont. Bij gemis aan vervangende woonruimte zal haar medische situatie verslechteren en komt zoon [persoon B] in de knel met zijn examens.
16. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden met zich brengen dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn of haar woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt. [6]
17. De burgemeester heeft aangevoerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van het beleid. Uit wat verzoekster heeft aangevoerd, kan niet worden opgemaakt dat verzoekster specifiek aan deze woning gebonden is. De woning bevat geen aanpassingen voor de medische situatie die in andere woningen niet aanwezig zouden zijn. Ook is niet gebleken dat de zoon enkel vanuit deze woning zou kunnen studeren voor zijn examens. Dit wordt niet onderbouwd met objectieve verifieerbare gegevens. Primair is verzoekster zelf verantwoordelijk voor een alternatief. De burgemeester vindt ook dat verzoekster redelijkerwijs al langere tijd op de hoogte is dan wel had kunnen zijn van de situatie die zich in de woning afspeelde. In 2022 heeft al eens een onderzoek plaatsgevonden in de woning waarbij er voorbereidingshandelingen (twee weegschalen met witte substantie, lege gripzakjes en lege ponypacks) zijn aangetroffen. Aan de zoon is toen voor het verhandelen van verdovende middelen een dwangsom opgelegd. Verzoekster heeft toen geen maatregelen genomen om verdere criminele activiteiten vanuit de woning te voorkomen. De woning vormt hierdoor al langer een schakel in het criminele drugscircuit. Om deze reden is het noodzakelijk om de woning door middel van een tijdelijke sluiting aan dat circuit te onttrekken.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester, gelet op de ernst van de situatie, het algemeen belang dat is gediend met de sluiting van de woning, namelijk het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning, zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van verzoekster en daarom tot sluiting van de woning kon overgaan. De drugs zijn op diverse plekken in de woning, onder andere in een lade, in een kast in de gang op de begane grond van de woning en in de dakgoot, aangetroffen. Dat de aanwezigheid van de drugs verzoekster zou zijn ontgaan, wat daar verder van zij, maakt niet dat haar daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Zij is als hoofdbewoonster verantwoordelijk voor wat zich in haar woning afspeelt. Dat verzoekster nu maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen maakt dat niet anders. De burgemeester heeft terecht aangevoerd dat verzoekster in 2022 geen maatregelen heeft genomen om verdere criminele activiteiten vanuit de woning te voorkomen. Hierdoor heeft de woning langer een schakel kunnen vormen in het criminele drugscircuit. Uit het door verzoekster overgelegde medische stuk (een medicijnoverzicht) blijkt niet dat zij vanwege medische redenen specifiek aan deze woning is gebonden. Aan het belang van zoon
[persoon B] hoefde de burgemeester, in relatie tot het belang dat is gediend bij een sluiting van de woning, geen doorslaggevende betekenis toe te kennen.
19. De burgemeester heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoekster in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte. De burgemeester heeft ter zitting wel verklaard dat, als het verzoekster zelf niet lukt om vervangende woonruimte te vinden, er hulp vanuit de gemeente kan komen.
20. Dit alles brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de burgemeester in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De verwachting is dan ook dat het besluit in bezwaar in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Conclusie en gevolgen
21. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning van verzoekster mag worden gesloten voor de duur van zes maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 18 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3848.