ECLI:NL:RBROT:2024:4372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
ROT 22/1865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van producten als diergeneesmiddelen zonder vergunning en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een bedrijf dat producten importeert, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres had een boete van € 5.000,- opgelegd gekregen omdat zij volgens de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de Wet dieren had overtreden door zonder vergunning diergeneesmiddelen in te voeren. De producten, die door eiseres als bloesemremedies werden gepresenteerd, werden door de NVWA als diergeneesmiddelen aangemerkt omdat ze therapeutische en profylactische eigenschappen claimden voor honden en katten. Eiseres voerde aan dat de producten geen diergeneesmiddelen waren en dat er geen gevaar voor de diergezondheid was, maar de rechtbank oordeelde dat de producten wel degelijk als diergeneesmiddelen moesten worden beschouwd. De rechtbank bevestigde de overtreding van artikel 2.19 van de Wet dieren en handhaafde de boete, maar verlaagde deze tot € 4.500,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de NVWA terecht had vastgesteld dat eiseres zonder vergunning had gehandeld en dat de boete gerechtvaardigd was, maar dat de termijnoverschrijding aanleiding gaf tot matiging van de boete. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd om hierover te oordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.A.M. van Hoorn),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Kool),
en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 5.000,- omdat zij volgens verweerder bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften heeft overtreden. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2023. Namens eiseres zijn verschenen [naam] en [naam], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In het rapport van bevindingen van 8 december 2020 heeft een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar aanleiding van een inspectie wegens het programma DGM Meldingen, voor zover hier van belang, het volgende gerapporteerd:
“Op donderdag 24 september 2020 ontving ik informatie, geduid met onderwerp: Melding diergeneesmiddelen postsorteercentrum Den Haag.
[…]
De informatie was afkomstig van de Belastingdienst/Douane, Kantoor Amsterdam, Unit FT 9, Kingfordweg 1 te 1043 GN Amsterdam en omvatte informatie dat door of namens [eiseres], [adres van eiseres] een invoer van diergeneesmiddelen heeft plaatsgevonden zonder vergunning of ontheffing van 26 flacons van het diergeneesmiddel Perelandra verzonden vanuit Jeffersonton VA, Verenigde Staten.
[…]
De door de Douane overgedragen flacons waren elk voorzien van twee etiketten. Hierop zag ik onder andere vermeld staan:
1.
Perelandra CANINE Internal Parasites
23,6% brandy alcohol by volume.
Infusion of C.I.P, in water.
Net contents : 2 fl.oz. (59,1 ml)
Prepared & distributed by
Perelandra, Ltd. *Virginia, USA
1-800-960-8806* perelandra-lyd.com
First 3 months: One dose twice daily. Then one dose weekly, year-round. If
parasite issue persists: One dose daily. See brochure or website for full
instructions.
For dogs 6 weeks and older. Dose = 12 drops (1 dropperful)
CIP-8-2-012
0020H0027
2.
Perelandra CANINE External Parasites
23,6% brandy alcohol by volume.
Infusion of C.E.P. in water.
Net contents : 2 fl.oz. (59,1 ml)
Prepared & distributed by
Perelandra, Ltd. *Virginia, USA
1-800-960-8806* perelandra-lyd.com
First 3 months: One dose twice daily. Then one dose weekly, year-round. See
brochure or website for full instructions.
For dogs 4 weeks and older. Dos = 12 drops (1 dropperful)
CEP-8-2-001
0020GO021
3
Perelandra CANINE Joint Health
23,6% brandy alcohol by volume.
Infusion of C.J.H, in water.
Net contents : 2 fl.oz. (59,1 ml)
Prepared & distributed by
Perelandra, Ltd. Virginia, USA
www.perelandra-lyd.com
First 3 months: One dose twice daily. Then one dose monthly, year-round. For
dog with injury or joint health issue: One dose weekly. See brochure or website
for full instructions.
For dogs 5 months and older. Dose = 12 drops (1 dropperful)
CJH-e-2-061
2080025
4.
Perelandra FELINE Internal Parasites
23,6% brandy alcohol by volume.
Infusion of F.I.P. in water.
Net contents : 2 fl.oz. (59,1 ml)
Prepared & distributed by
Perelandra, Ltd. *Virginia, USA
1-800-960-8806* perelandra-lyd.com
First 3 months: One dose twice daily. Then one dose monthly, year-round. If
parasite issue persists: One dose daily. See the brochure or website for full
instructions.
For cats 7 weeks and older. Dose = 6 drops
FIP-B-2-012
0020H0028
5.
Perelandra FELINE External Parasites
23,6% brandy alcohol by volume.
Infusion of F.E.P. in water.
Net contents : 2 fl.oz. (59,1 ml)
Prepared & distributed by
Perelandra, Ltd. Virginia, USA
www.perelandra-lyd.com
First 3 months: One dose twice daily. Then one dose weekly, year-round. If
parasite issue persists: One dose daily. See the brochure or website for full
instructions.
For dogs 7 weeks and older. Dose = 6 drops (1 dropperful)
FEP-B-2-002
0020B0026
6.
Perelandra FELINE Joint Health
23,6% brandy alcohol by volume.
Infusion of F.J.H. in water.
Net contents : 2 fl.oz. (59,1 ml)
Prepared & distributed by
Perelandra, Ltd. Virginia, USA
1-800-960-8806 •perelandra-lyd.com
First 3 months: One dose twice daily. Then one dose every 3 weeks, year-round.
For cat with injury or joint health issue: One dose daily. See brochure or website
for full instructions.
For cats 5 months and older. Dose = 6 drops (1 dropperful)
FJH-B-2-003
001 9L001 7
Gelet op de aanduidingen op de etiketten welke op de ingevoerde flacons waren aangebracht, worden deze aanduidingen gepresenteerd als te beschikken over therapeutische en profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren en zijn de ingevoerde flacons derhalve aan te merken als een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 1.1., lid 1, aanhef en onder "diergeneesmiddel", aanhef en onder 1° van de Wet dieren.
Op woensdag 25 november 2020 bezocht ik de website van het CBG/BD op het adres http://www.cbg-meb.nl. Daar raadpleegde ik online een database (Diergeneesmiddeleninformatiebank) van in Nederland vergunde diergeneesmiddelen.
Bijlage 3:
Ik zag, na het toepassen van de zoekfunctie "perelandra", dat geen vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel was verstrekt op naam van Perelandra.
Bijlage 4:
Ik zag, na het toepassen van de zoekfunctie "parasites", dat geen vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel was verstrekt op naam van Parasites.
[…]
Op woensdag 25 november 2020 bezocht ik de website van het CBG/BD op het adres http://www.cbg-meb.nl. Daar raadpleegde ik online het Register vergunningen vervaardigen, invoer, groot- en kleinhandel diergeneesmiddelen, publicatie en versie d.d. 22 oktober 2020.
Ik zag dat geen vergunning voor vervaardiging, invoer, groot- en kleinhandel van diergeneesmiddelen was verleend op naam van [eiseres] of op het adres [adres van eiseres].
Op woensdag 25 november 2020 bezocht ik de website van het CBG/BD op hetadres http://www.cbg-meb.nl. Daar raadpleegde ik online het Overzicht vergunninghouders met een vergunning voor het invoeren van een diergeneesmiddel afkomstig van buiten de Europese Economische Ruimte (EER), versie Q2 2019, gepubliceerd op 24 mei 2019.
Ik zag dat geen vergunning voor invoer was verleend op naam van [eiseres] of op het adres [adres van eiseres].
Naar aanleiding van vorenstaande bevond ik mij op woensdag 25 november 2020, omstreeks 10.35 uur en later, op het adres [adres van eiseres].
Op genoemde tijd en plaats ontmoette ik een persoon die mij verklaarde [naam] te zijn en vennoot van [eiseres].
Ik legitimeerde mij als toezichthouder aan [de vennoot].
Op mijn vraag aan [de vennoot] of hij op of omstreeks 19 september 2020 diergeneesmiddelen Parasites van Perelandra Ltd. heeft ingevoerd, hoorde ik dat [de vennoot] hierop bevestigend antwoordde.
Op mijn vraag aan [de vennoot] of hij voor deze invoer in het bezit was van een verstrekte vergunning voor invoer van een diergeneesmiddel van buiten de Europese Economische Ruimte, hoorde ik dat [de vennoot] hierop ontkennend antwoordde.
Nadat ik [de vennoot] had geconfronteerd met het feit dat geen invoervergunning was verleend voor het invoeren van diergeneesmiddelen van buiten de Europese Economische Ruimte op naam van [eiseres] of op het adres [adres van eiseres], hoorde ik dat [de vennoot] dit erkende.
[…]
Op woensdag 25 november 2020, omstreeks 10.35 uur en later, hoorde ik de persoon die mij opgaf [de vennoot] te zijn.
[…]
Ik bracht [de vennoot] op de hoogte van mijn bevindingen. Tevens zei ik hem dat hij, namens [eiseres], ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht niet tot antwoorden was verplicht.
Hierop verklaarde hij mij, zoveel mogelijk weergegeven in zijn eigen woorden, met betrekking tot het door [eiseres] invoeren van eendiergeneesmiddel zonder vergunning als volgt:
"Ik ben vennoot van [eiseres] en deze is gevestigd op het adres [adres van eiseres]. Ik ben bevoegd deze vennootschap te vertegenwoordigen.
Het is juist dat door [eiseres] 26 flacons afkomstig van de firma Perelandra Ltd. uit de Verenigde Staten zijn ingevoerd. Deze 26 flacons maken deel uit van een grotere bestelling, welke door [naam], zijnde een medewerkster van [eiseres], is gedaan. Deze bestelling is op 13 augustus 2020 gedaan. De invoer zal dan op of omstreeks 19 september 2020 zijn geweest.
Van Post NL had ik begrepen dat deze zending door de Douane was opgehouden.
Deze flacons zijn bestemd om bij dieren te worden toegepast maar dan als een totaal energetisch middel. Omdat er vraag was naar een dergelijk middel, heb ik gezocht naar een leverancier en deze was gevestigd in de Verenigde Staten. Wat betreft deze middelen, was dit de eerste invoer. Maar het is ook gelijk de laatste invoer. Voor deze invoer was [eiseres] niet in het bezit van een afgegeven invoervergunning.
De bestelde flacons waren bestemd voor de verkoop al dan niet via internet aan houders van dieren.
Ik ben geen dierenarts en ook ik heb geen vergunning om deze flacons te mogen invoeren en ik doe onmiddellijk afstand van de 26 ingevoerde flacons."
2. Op basis van dit rapport van bevindingen heeft verweerder bij het primaire besluit aan eiseres een boete opgelegd van € 5.000,- voor het volgende beboetbare feit:
Er werd gehandeld in strijd met het verbod om een handeling te verrichten die ertoe strekt een niet geregistreerd diergeneesmiddel in Nederland te brengen, voorzover die handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning inzake invoer van een diergeneesmiddel. Dit is volgens verweerder een overtreding van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat Perelandra geen diergeneesmiddel is. De betreffende flesjes Perelandra zijn namelijk niet aangeboden als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen. Evenmin zijn de flesjes aangeboden om fysiologische functies te herstellen, een medische diagnose vast te stellen of te gebruiken voor euthanasie bij dieren. De flesjes betreffen kruidenpreparaten (bloesemremedie) en bevatten slechts water en alcohol, zo stelt eiseres. Water bevat geen werkend bestanddeel en moet niet als stof worden gezien. Alcohol dient enkel ter conservering, aldus eiseres.
3.1.
Niet in geschil is dat het betreffende product in Nederland niet is geregistreerd als diergeneesmiddel en dat eiseres het middel zonder vergunning vanuit de Verenigde Staten in Nederland heeft geïmporteerd. Het geschil gaat over de vraag of het middel een diergeneesmiddel is.
3.2.
In artikel 1.1, eerste lid, van de Wet dieren (ten tijde van de overtreding en het primaire besluit) is “diergeneesmiddel” gedefinieerd als:
elke samenstelling van enkelvoudige of meervoudige substanties die:
1° op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als te beschikken over therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren, of
2° bij dieren kan worden toegepast om:
a. fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, of
b. een medische diagnose te stellen.
Het begrip “substantie” is in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet dieren (ten tijde van de overtreding en het primaire en bestreden besluit) gedefinieerd als:
stof, of een mengsel van stoffen, van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten alsmede micro-organismen en virussen.
3.3.
Eiseres heeft 26 flesjes Perelandra met een inhoud van elk 59,1 milliliter besteld en geïmporteerd vanuit de Verenigde Staten:
- 5 flesjes met het opschrift ‘Perelandra Feline Internal Parasites’
- 4 flesjes met het opschrift ‘Perelandra Feline External Parasites’
- 9 flesjes met de genoemde middelen in de variant ‘canine’ voor ‘parasite issues’
- 7 flesjes ‘Perelandra Canine Joint Health’
- 1 flesje ‘Perelandra Feline Joint Health’
Volgens de etiketten zit in deze flesjes ‘23,6% brandy alcohol’ en een ‘infusion’ in water.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder (de inhoud van) deze flesjes kunnen aanmerken als diergeneesmiddel in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet dieren, omdat deze zijn gepresenteerd als te beschikken over therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren. Op de etiketten van de flesjes is immers vermeld dat de inhoud bestemd is voor behandeling bij honden of katten tegen parasieten (internal parasites, external parasites, parasite issues) en voor honden of katten met letsel of gewrichtsaandoeningen (injury, joint health issue). Ook op de website van Perelandra worden deze producten als (natuurlijke) diergeneesmiddelen gepresenteerd.
3.4.1.
De stelling van eiseres dat deze producten voor haar nieuw waren en dat zij daardoor niet wist dat dit middel - gelet op de etikettering - als diergeneesmiddel Nederland zou binnenkomen volgt de rechtbank niet. Op de bestellijst, ten aanzien waarvan eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij deze lijst zelf heeft opgesteld, zijn de producten immers vermeld met de aanduiding “external parasites”, “internal parasites” en “joint health”. Eiseres kon hierdoor verwachten dat zij producten zou ontvangen met deze aanduiding en gelet op die aanduiding had het voor eiseres duidelijk moeten zijn dat de bestelde en in te voeren producten aldus zouden worden gepresenteerd. Dat later - blijkens de vrachtbrief - “flower essences” zijn geïmporteerd doet hier niet aan af.
3.4.2.
Nu de ingevoerde producten zijn gepresenteerd als te beschikken over therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij honden en katten, kan geen betekenis worden gehecht aan de toelichting van eiseres dat het gaat om bloesemremedies die worden toegepast als puur energetisch middel om de kracht van de dieren te versterken waardoor ze geen parasieten meer krijgen. Nergens is vermeld dat de producten slechts ondersteunend zijn en dienen om de energetische status van honden en katten te optimaliseren.
3.4.3.
Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ook met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat water en alcohol chemische verbindingen zijn van atomen en daarom zijn aan te merken als stof of substantie in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet dieren.
3.5.
Eiseres heeft in dit kader ten slotte betwist dat zij ten overstaan van de toezichthouder heeft verklaard dat zij vanwege vraag naar een energetisch middel heeft gezocht naar een leverancier en dat deze leverancier was gevestigd in de Verenigde Staten. Deze enkele betwisting is echter onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van de (weergave van de) bevindingen van de toezichthouder in het rapport van bevindingen op dat punt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het rapport van bevindingen is opgesteld door een toezichthouder van de NVWA ten aanzien van wie er - zonder nadere andersluidende toelichting - van mag worden uitgegaan dat hij er geen belang bij heeft om in het rapport van bevindingen verklaringen op te nemen die niet zijn gezegd.
3.6.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder op basis van het rapport van bevindingen terecht heeft vastgesteld dat eiseres artikel 2.19 van de Wet dieren heeft overtreden. Verweerder was daarom bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
4. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de Wet dieren per 28 januari 2022 is gewijzigd om uitvoering te geven aan Verordening (EU) nr. 2019/6 (Diergeneesmiddelenverordening) en Verordening (EU) nr. 2016/4. Hierdoor is artikel 2.9 van de Wet dieren komen te vervallen en moet er niet meer worden getoetst aan artikel 2.19 van de Wet dieren, maar aan artikel 5 en volgende, van de Diergeneesmiddelenverordening. Ook is met artikel 4, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenverordening het begrip “diergeneesmiddel” gewijzigd, aldus eiseres.
4.1.
Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vindt in bezwaar een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats. Deze heroverweging moet - in beginsel - geschieden op basis van het recht en de feiten of omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip waarop het besluit op bezwaar wordt genomen. Op grond van het zogenoemde lex-mitior-beginsel dient bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, de voor de betrokkene gunstigste bepaling te worden toegepast.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat tijdens de bezwaarprocedure de hier relevante regelgeving is gewijzigd, maar ook dat de huidige regelgeving voor eiseres niet gunstiger is dan de oude regelgeving, zoals bedoeld in artikel 5:46, vierde lid, van de Awb in samenhang gelezen met artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Op 28 januari 2022 is de Diergeneesmiddelenverordening van kracht geworden en zijn naar aanleiding daarvan artikel 2.19 van de Wet dieren en het Besluit diergeneesmiddelen ingetrokken. Laatstgenoemd besluit is toen vervangen door het Besluit diergeneesmiddelen 2022. Ook is toen de definitie van “diergeneesmiddel” in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet dieren gewijzigd en wordt sindsdien verwezen naar de definitie van “diergeneesmiddel” in artikel 4, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenverordening. In die definitie is onder meer sprake van een diergeneesmiddel als het wordt aangeboden als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren of als ze bestemd is voor gebruik bij dieren om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen. De rechtbank stelt vast dat ook op basis van die definitie in de Diergeneesmiddelenverordening de door eiseres bestelde en geïmporteerde producten zouden zijn aangemerkt als diergeneesmiddel. Verder is in artikel 88, eerste lid, aanhef en onder c, van de Diergeneesmiddelenverordening bepaald dat voor het invoeren van diergeneesmiddelen een vergunning voor de vervaardiging is vereist. Uit punt 65 van de preambule van de Diergeneesmiddelenverordening volgt dat het bij invoer gaat om producten die uit derde landen in de Unie binnenkomen. Het niet voldoen aan het voorschrift van artikel 88, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenverordening is in artikel 1.14, aanhef en onder al, van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren aangemerkt als een overtreding. Op grond van de bijlage bij deze Regeling geldt voor deze overtreding boetecategorie 4, met een bijbehorend boetebedrag van € 5.000,-. Ook voor overtreding van het destijds geldende artikel 2.19 van de Wet dieren gold boetecategorie 4. De beroepsgrond van eiseres slaagt daarom niet.
5. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de opgelegde boete onevenredig hoog is omdat er geen gevaar of schade is opgetreden voor de diergezondheid, omdat de bloesemremedies geen diergeneesmiddel zijn en deze niet worden aangeboden als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen.
5.1.
Hiervoor onder 3.4. en volgende is reeds overwogen dat de door eiseres bestelde en geïmporteerde producten moeten worden aangemerkt als diergeneesmiddelen die niet zonder vergunning in Nederland mogen worden geïmporteerd. In het bestreden besluit heeft verweerder genoegzaam gemotiveerd waarom niet kan worden gesteld dat geen sprake is van geringe risico’s of gevolgen voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu op grond waarvan de boete op grond van artikel 2.3 van de Wet dieren zou kunnen worden gehalveerd. De vergunningplicht voor import van diergeneesmiddelen van buiten de Europese Unie heeft tot doel het waarborgen van de juiste toepassing van diergeneesmiddelen en het voorkomen dat er gevaar optreedt voor de gezondheid van mens, dier of het milieu. Eiseres heeft de producten vanuit de Verenigde Staten in Nederland geïmporteerd, terwijl deze niet aan de registratie-eisen zijn getoetst. Daardoor kan de exacte inhoud, samenstelling en werking van de producten niet worden vastgesteld en is het niet duidelijk wat mogelijke risico’s zijn. De stelling van eiseres dat de bloesemremedies niet worden aangeboden als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen, doet niet af aan het risico zoals hiervoor beschreven. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
6. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de boete moet worden gematigd omdat de termijn van artikel 5:51, eerste lid, van de Awb is overschreden. Het rapport van bevindingen is van 8 december 2020 en pas op 22 oktober 2021 heeft verweerder beslist om een boete op te leggen, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank ziet in de overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 5:51, eerste lid, van de Awb geen aanleiding om de boete te matigen. De in deze bepaling genoemde termijn van dertien weken na dagtekening van een rapport van bevindingen, waarbinnen een bestuursorgaan moet beslissen of een boete wordt opgelegd, is een termijn van orde. Dat betekent dat het enkele feit dat deze termijn wordt overschreden geen gevolgen heeft voor de bevoegdheid van verweerder om een boete op te leggen. Eiseres heeft geen redenen genoemd waarom overschrijding van de termijn genoemd in artikel 5:51, eerste lid, van de Awb in dit geval zou moeten leiden tot matiging. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
7. Eiseres heeft echter ook aangevoerd dat de boete moet worden gematigd, omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden.
7.1.
Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2016:252, ECLI:NL:RVS:2016:1261 en ECLI:NL:CBB:2017:32) geldt bij punitieve sancties als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als, behoudens bijzondere omstandigheden, de rechtbank niet binnen twee jaar nadat deze termijn is aangevangen uitspraak doet. De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan een handeling heeft verricht waaraan eiseres de verwachting kon ontlenen dat het bestuursorgaan haar een boete zou opleggen. Dit is in de regel het moment van het voornemen tot boeteoplegging. Voorts geldt dat de boete wordt verminderd met 5 % per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, met een maximum van in het algemeen € 2.500,-.
7.2.
In dit geval is de redelijke termijn aangevangen met het uitbrengen van het voornemen op 30 juli 2021. Op het moment van deze uitspraak is de redelijke termijn met 9,5 maand overschreden. De rechtbank ziet in deze overschrijding aanleiding om de boete te matigen met 10% tot een bedrag van € 4.500,-.
7.3.
Uit het voorgaande volgt dus dat verweerder terecht de boete heeft opgelegd, maar dat het boetebedrag wordt verlaagd omdat de redelijke termijn is overschreden.
7.4.
Omdat de rechtbank het boetebedrag verlaagt, wordt het bestreden besluit in zoverre vernietigd en het primaire besluit herroepen. Het beroep is gegrond.
7.5.
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat het door eiseres betaalde griffierecht en een deel van de proceskosten van eiseres wordt vergoed. Voor de toerekening hiervan geldt als uitgangspunt dat de bestuurlijke fase
onredelijk lang heeft geduurd voor zover deze de duur van een jaar overschrijdt en hetzelfde geldt voor de rechterlijke fase. In dit geval is de overschrijding volledig aan de rechtbank is toe te rekenen. De rechtbank zal dan ook de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) opdragen deze bedragen te vergoeden.
7.6.
Het door eiseres betaalde griffierecht bedraagt € 365,-. De Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) dient dit bedrag aan eiseres te vergoeden.
7.7.
Daarnaast vindt een veroordeling plaats in de door eiseres gemaakte proceskosten voor de behandeling van haar verzoek om matiging vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het verzoek met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 0,25). Ook deze kosten dienen door de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) te worden vergoed.
8. Eiseres heeft ten slotte verzocht om een schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb bestaande uit de kosten voor het distribueren van de flesjes en inkomstenderving.
8.1.
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit.
8.2.
De vernietiging van het bestreden besluit is gebaseerd op een overschrijding van de redelijke termijn die geheel aan de rechtbank is toe te rekenen en is niet gebaseerd op een onrechtmatigheid in de besluitvorming aan de zijde van verweerder. Eiseres heeft in beroep geen in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb vermelde schadeoorzaak aangewezen ten gevolge waarvan zij stelt schade te hebben geleden. De rechtbank is daarom niet bevoegd verweerder te veroordelen tot vergoeding van schade voor zover eiseres die zou hebben geleden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
  • herroept het primaire besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
  • stelt het boetebedrag vast op € 4.500,-;
  • bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) aan eiseres het betaalde griffierecht van € 365,- vergoedt;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 218,75,-.
  • verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Oonincx, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.L. Mehlbaum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.