5.1.Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.Artikel 5, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Trw, zoals dat luidde tot en met 31 december 2019, bevatte voor tabaksspeciaalzaken een uitzondering op het reclameverbod. Deze uitzondering staat nu in artikel 5, zesde lid, aanhef en onder b, van de Trw. Eén van de voorwaarden was en is dat de reclame voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen regels, zoals de regel van artikel 6.3, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenregeling (Trr): reclame in een uitgezonderde speciaalzaak mag op geen enkele wijze een positief verband met gezondheid leggen.
5.1.2.De rechtbank heeft al eerder geoordeelddat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat de Trw een “allesomvattende definitie” van het reclamebegrip bevat die “in de meest brede zin des woords” moet worden begrepen en dat aan een allesomvattend reclamebegrip inherent is dat de op het reclameverbod gemaakte uitzonderingen beperkt dienen te worden geïnterpreteerd. De rechtbank moet dus beoordelen of in de animatie een positief verband met gezondheid wordt gelegd.
5.1.3.De staatssecretaris stelt zich in het verweerschrift terecht op het standpunt dat in de animatie niet op alle momenten de disclaimer te zien is en dat de disclaimer daarmee gemist kan worden bij het zien van de rest van de animatie. Ook stelt de staatssecretaris in het verweerschrift terecht dat de tekst: “95% minder schadelijke stoffen vergeleken met sigaretten”, overduidelijk in de animatie naar voren komt, dat dit het eerste is wat een consument leest en dit de suggestie kan wekken dat het daarmee gezonder zou zijn voor zijn of haar gezondheid. De tekst van de disclaimer heeft een beduidend kleiner lettertype en is daardoor, ondanks het kader waarin die tekst is geplaatst, minder opvallend. Verder bevat de animatie verschillende beelden van een (werkende) IQOS en een brandende sigaret, maar worden beide niet op een vergelijkbare wijze naast elkaar getoond. De staatssecretaris stelt bijvoorbeeld terecht dat de woorden “Benzene”, “Formaldehyd” en “crotonald” alleen staan bij een brandende sigaret, maar niet bij een werkende IQOS, terwijl die stoffen ook vrijkomen bij het verwarmen van een HEETS tabakstick. De stelling van eiseres dat in beeld 1, waar het IQOS apparaat in werking wordt getoond met een HEETS ingebracht, wel degelijk duidelijk een emissiewolk van witachtige grijze damp is te zien, maakt dit niet anders nu daarbij nog steeds niet de schadelijke stoffen “benzene”, “formaldehyd” en “crotonald” worden genoemd, die wel bij de brandende sigaret staan. Bovendien wordt de sigaret steeds brandend afgebeeld en de IQOS niet steeds werkend; dat laatste zal overigens voor kijkers van de animatie niet zonder meer duidelijk zijn.
5.1.4.Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat eiseres in de animatie een positief verband met gezondheid legt, namelijk niet zozeer dat het gebruik van de IQOS gezond is, maar dat dit minder ongezond is dan gewone sigaretten. Dat is reclame die niet voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde regels, omdat er
op geen enkele wijzeeen positief verband mag worden gelegd met gezondheid. Van strijd met het motiveringsbeginsel is geen sprake. Dat, zoals eiseres stelt, het RIVM en de wetgever eerder soortgelijke mededelingen hebben gedaan, leidt niet tot een ander oordeel. Het RIVM en de wetgever hebben, anders dan eiseres, geen commercieel belang bij het doen van die mededelingen.
5.1.5.Daarom stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat sprake is van een overtreding van het reclameverbod. Het had eiseres duidelijk kunnen en moeten zijn dat zij op geen enkele wijze een positief verband had mogen leggen met de gezondheid. Van strijd met het motiveringsbeginsel is geen sprake. Daarmee waren de voorschriften voor eiseres voldoende duidelijk, bepaald en kenbaar en was zij voldoende in staat haar gedrag daarop af te stemmen. Van de door eiseres gestelde strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en lex certa-beginsel is geen sprake. De staatssecretaris was dus bevoegd om eiseres daarvoor te beboeten.
Is het reclameverbod overtreden omdat de gezondheidswaarschuwing ontbrak?
6. Eiseres betoogt dat in de animatie die in de speciaalzaak werd vertoond per abuis geen gezondheidswaarschuwing aanwezig was. Op het moment dat eiseres erachter kwam dat deze fout zich had voorgedaan, heeft zij direct actie ondernomen om zeker te stellen dat deze animatie in de desbetreffende tabaksspeciaalzaak niet langer werd getoond, noch in andere speciaalzaken. Eiseres heeft vervolgens vastgesteld dat de animatie al geruime tijd niet meer werd getoond. Bovendien heeft intern onderzoek uitgewezen dat de onjuiste animatie slechts naar één speciaalzaak is verstuurd. De overtreding vond dus niet op grote schaal plaats. Dit is en moet worden gezien als een eenmalig en op zichzelf staand incident. Hoewel de gezondheidswaarschuwing zich dus niet in - of op het scherm van - de animatie zelf bevond, bevond deze zich wel zeer goed zichtbaar in de directe nabijheid van de animatie. Deze gezondheidswaarschuwing kan de bezoekers van de speciaalzaak dus niet zijn ontgaan.
6.1.1.Op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de Trr moet reclame voor voor roken bestemde tabaksproducten in een uitgezonderde speciaalzaak zijn voorzien van de gezondheidswaarschuwing ‘Roken is dodelijk’. Tussen partijen is niet in geschil dat de getoonde animatie deze gezondheidswaarschuwing niet bevatte.
6.1.2.De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het ontbreken van de gezondheidswaarschuwing in de animatie een overtreding oplevert. Voor zover vlak boven de animatie in de speciaalzaak wel een gezondheidswaarschuwing was te zien, leidt dat niet tot het oordeel dat geen sprake was van een overtreding. Die waarschuwing hoorde immers niet bij de animatie. Omdat geïnteresseerden hun aandacht vestigen op de animatie zelf en niet op een ander scherm boven die animatie, was die andere gezondheidswaarschuwing daardoor eenvoudig te missen. Bovendien blijkt uit de foto’s bij het rapport van bevindingen dat tussen de twee schermen nog een schap met tabaksproducten zat. Op wat eiseres hierover heeft aangevoerd in het kader van de evenredigheid van de boete, zal de rechtbank hierna, onder 8, ingaan.
Mocht de staatssecretaris het basisboetebedrag verhogen in verband met recidive?
7. Eiseres betoogt – samengevat – dat zij tot op heden géén onherroepelijke boetebesluit heeft ontvangen. De eerdere boetebeschikkingen die de staatssecretaris in het boetebesluit noemt zijn namelijk of niet aan eiseres opgelegd of niet onherroepelijk. De boetebeschikking van 16 maart 2018 is opgelegd aan [naam bedrijf] en niet aan eiseres. Eiseres meent dat - zelfs indien de boete van 16 maart 2018 zou mogen worden meegenomen - aan een verhoging tot € 450.000,- niet kan worden toegekomen. De tussenliggende boetes dienen immers ook onherroepelijk vast te staan. Een andere uitleg van de recidiveregels zou tot onaanvaardbare situaties leiden. In de gegeven omstandigheden kan bij overtreding van het reclameverbod daarom ten hoogste het basisbedrag van € 45.000,- als boete worden opgelegd.