In deze zaak heeft eiseres, een natuurlijke persoon, een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen om aanvullende schadevergoeding. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de Belastingdienst niet tijdig een besluit heeft genomen op haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek van eiseres is overschreden en dat de Belastingdienst in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het verzoek van eiseres. Tevens is bepaald dat de Belastingdienst een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, maar dat een wegingsfactor van 0,5 moet worden toegepast, in tegenstelling tot het standpunt van de Belastingdienst.
De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 april 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.