In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaats], bezwaar ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dat betrekking heeft op haar recht op kinderopvangtoeslag. Het bezwaar was ingediend tegen een besluit van 30 mei 2023, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiseres heeft daarom beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 26 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij is vastgesteld dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de Belastingdienst geen dwangsombeschikking heeft afgegeven. Tevens is bepaald dat de Belastingdienst binnen zes weken na de uitspraak een besluit op het bezwaar moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, door de Belastingdienst moeten worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 april 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.