In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat er geen besluit is genomen op haar verzoek. De Belastingdienst heeft op 23 februari 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat de zaak onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht valt. De rechtbank constateert dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, aangezien de Belastingdienst uiterlijk op 28 april 2023 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft de Belastingdienst in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De Belastingdienst heeft op 3 augustus 2023 een dwangsombeslissing genomen, waarbij eiseres een dwangsom van € 1.442,- is toegekend. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023, waarin wordt gesteld dat de Belastingdienst binnen twaalf weken na het verweerschrift een schriftelijke vooraankondiging moet doen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen zes weken na de uitspraak een vooraankondiging moet bekendmaken en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze een besluit over compensatie moet nemen.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank oordeelt dat de proceskosten van eiseres op € 437,50 worden vastgesteld, waarbij een wegingsfactor van 0,5 wordt toegepast, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 april 2024.