ECLI:NL:RBROT:2024:3623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 7135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor Rotterdampassen en gebitsprothese

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van de Rotterdampas en een gebitsprothese. De aanvragen zijn door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen op basis van eerdere besluiten. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de aanvragen om bijzondere bijstand terecht zijn afgewezen, omdat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van deze bijstand. De rechtbank stelt vast dat de kosten voor de Rotterdampassen al vóór de aanvraag waren voldaan en dat de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening geldt voor de kosten van de gebitsprothese. Eisers hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat van het beleid moet worden afgeweken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de eisers op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2024 in de zaak tussen

1.
[naam], eiser en
2.
[naam 2], uit Rotterdam, eiseres,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. A. El Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Duinhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van de Rotterdampas en de kosten van een gebitsprothese.
1.1.
Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de Rotterdampassen met het besluit van 11 april 2023 afgewezen. De aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een gebitsprothese heeft het college met het besluit van 20 april 202 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 september 2023 op de bezwaren van eisers is het college, onder wijziging van de grondslag en motivering, bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2
Eisers hebben beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eisers hebben een nader stuk ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Bij eiseres is op 12 september 2022 een gebitsprothese geplaatst. Een deel daarvan is vergoed door de zorgverzekering. Op 30 maart 2023 hebben eisers een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend. Met de aanvraag wordt bijzondere bijstand verzocht voor de kosten van twee Rotterdampassen ter hoogte van € 10,-. Daarnaast wordt verzocht om bijzondere bijstand voor de kosten van de gebitsprothese ter hoogte van € 496,55. Dit betreft het deel van het bedrag dat niet is vergoed door de zorgverzekering. Met het besluit van 11 april 2023 heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de Rotterdampassen afgewezen, omdat deze kosten uit eigen inkomen en vermogen dienen te worden betaald. Met het besluit van 20 april 2023 is de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een gebitsprothese afgewezen omdat de zorgverzekering een voorliggende voorziening is.
3. Het college heeft in het bestreden besluit aan de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de Rotterdampassen ten grondslag gelegd dat de kosten al vóór de datum van de aanvraag zijn voldaan. Hierdoor waren er ten tijde van de aanvraag geen daadwerkelijke kosten meer. Het college heeft aan de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de gebitsprothese ten grondslag gelegd dat de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is. Gelet op die omstandigheid kan het beleid niet worden doorkruist met de verstrekking van bijzondere bijstand. Verder is volgens het college niet gebleken van een acute noodsituatie zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet (Pw), mede nu gebleken is dat eisers een betalingsregeling hebben getroffen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanvraag om bijzondere bijstand voor Rotterdampassen
7. Eisers voeren aan dat zij de pas nodig hadden voor het jeugdtegoed en dat ze hierdoor voldoen aan de voorwaarden van artikel 35, eerste lid, van de Pw.
8. Niet in geschil is dat de kosten voor de Rotterdampassen op het moment van de aanvraag op 15 maart 2023 door eisers waren voldaan. Uit artikel 35, eerste lid, van Pw, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de Pw, vloeit voort dat in beginsel geen plaats is voor verlening van bijzondere bijstand voor kosten waarin ten tijde van de aanvraag reeds is voorzien. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Eisers hebben geen omstandigheden aangevoerd die als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt op grond waarvan van het uitgangspunt moet worden afgeweken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Aanvraag om bijzondere bijstand voor een gebitsprothese
9. Eisers voeren aan dat de Zorgverzekeringswet geen voorliggende voorziening is. Daarnaast stellen eisers te voldoen aan de voorwaarden van artikel 5.8 van de Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Rotterdam (de Beleidsregels), omdat op eiseres de regeling wanbetalers van toepassing was en het college met een besluit van 15 november 2022 aan eiseres bijzondere bijstand heeft toegekend voor het aflossen van de schulden om te kunnen overstappen naar het VGZ Rotterdampakket. Eisers stellen verder dat sprake is van een medische noodzaak voor de kosten, waardoor sprake is van zeer dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid van de Pw.
10. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 25 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4024) dient voor de kosten van een tandheelkundige behandeling sinds 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet (Zvw), mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Dat betekent dat voor deze kosten een beroep op de zorgverzekering moet worden gedaan. De Zvw heeft dus voorrang op de Pw. In de Zvw is een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van kosten van tandheelkundige behandelingen, zodat aanvullende bijzondere bijstandsverlening voor die kosten niet aan de orde is, ook niet in het geval de kosten niet (volledig) door de voorliggende voorziening worden vergoed (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1849). Hieruit volgt dat het college zich terecht op het standpunt gesteld heeft dat artikel 15, eerste lid, van de Pw, in beginsel aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg staat.
11. Op grond van artikel 5.8 van de Beleidsregels kan onder bepaalde voorwaarden toch bijzondere bijstand worden toegekend voor de kosten van een gebitsprothese. Eiseres heeft bijzondere bijstand van de gemeente Rotterdam ontvangen voor de schuld die zij heeft bij haar zorgverzekeraar, zodat zij kon overstappen naar het Rotterdampakket. Dat maakt dat zij niet aan de criteria van artikel 5.8 van de Beleidsregels voldoet.
12. Het voorgaande betekent dat er alleen bijzondere bijstand voor de kosten van de gebitsprothese kan worden verleend als er sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Pw. Zulke redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De rechtbank verwijst hierbij naar uitspraken van de Raad van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985 en van 9 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:32.
13. Dat is hier niet aan de orde. Anders dan het college vindt de rechtbank dat eiseres in beroep voldoende objectieve informatie over de noodzaak van het plaatsen van de gebitsprothese heeft verschaft. Maar niet is gebleken dat de behoeftige omstandigheden van eiseres op geen enkele wijze dan door het verlenen van bijzondere bijstand waren te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit blijkt al uit het feit dat eisers een betalingsregeling voor deze kosten hebben getroffen die er inmiddels toe heeft geleid dat de volledige rekening te voldaan.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen bijzondere bijstand krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11 Pw. Rechthebbenden
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 35 Pw. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 15 Pw. Voorliggende voorziening
Geen recht op bijstand bestaat voorzover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16 Pw. Zeer dringende redenen
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Rotterdam 2019
Artikel 5.8
Kosten eigen bijdragen uitneembare volledige prothetische voorzieningen voor de boven- of onderkaak
1. Het college kan aan een belanghebbende bijzondere bijstand verlenen voor de eigen bijdrage voor uitneembare volledige prothetische voorzieningen voor de boven- of onderkaak indien nog geen vergoeding kan worden verkregen op grond van het Rotterdampakket omdat de aanvrager nog niet:
a. wordt toegelaten tot het Rotterdampakket omdat de Regeling wanbetalers op hem van toepassing is; of
b. wordt toegelaten tot het Rotterdampakket, anders dan op grond van een te hoog inkomen.
2. Bij de beoordeling van de aanvraag kan het college rekening houden met de mogelijkheid om de kosten uit te stellen tot het moment dat wel een vergoeding op grond van het Rotterdampakket kan worden verkregen, tenzij dat redelijkerwijs niet van de aanvrager kan worden gevergd.
3. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt ten hoogste de vergoeding die op grond van het Rotterdampakket kan worden verkregen.