In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat er geen tijdig besluit is genomen door verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 20 april 2022 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er is niet gebleken dat verweerder alsnog heeft beslist. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen negen weken na de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging te doen, en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit over compensatie bekend te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag bij overschrijding van de gestelde termijnen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het door eiseres betaalde griffierecht vergoed en de proceskosten vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, maar dat de overschrijding van de beslistermijn een gegronde reden voor beroep vormt. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 april 2024, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.